Overwegingen
04/Apr/2024 |

(U vindt hier een selectie van overwegingen gehouden in de vieringen van de Onze Lieve Vrouwe parochie)



Klik op onderstaande link om de overweging te lezen.


5e zondag van Pasen


3e zondag van Pasen


 


 


Overweging 2e zondag van Pasen (Beloken Pasen)


Handelingen 4, 32-35    Johannes 20, 19-31


Het evangelie van vandaag gaat nog over wat er is gebeurd na de verrijzenis van Jezus. De leerlingen waren in angst van wege de dood van Jezus. Zij bleven in een afgesloten huis en vroegen zich af wat er verder zou gebeuren met hun leven. Maar in hun angst, ongerustheid en wanhoop kwam Jezus hen tegemoet en bracht hen nieuwe hoop. De verschijning van Jezus overtuigde hen van Jezus verrijzenis en tegelijkertijd veranderde hun perspectief over zijn dood. De dood van Jezus was voor hen  een tragische gebeurtenis die hun hoop vernietigde die zij op Jezus hadden gevestigd.  Maar door de verschijning van Jezus werden zij naar nieuwe perspectief gebracht, dat zij naar de dood van Jezus  met de ogen van geloof konden kijken. Jezus was gestorven maar Hij is opgestaan als een winnaar.


“Vrede zij u”. Deze woorden hoorden de leerlingen uit de mond van Jezus. Door het horen van deze woorden konden zij Jezus herkennen. De verschijning van Jezus overtuigde de leerlingen niet alleen van de verrijzenis van Jezus maar was ook een genadig moment waarop Jezus zijn leerlingen versterkte en bemoedigde. Door het blazen van de Geest wilde Jezus zijn leerlingen laten weten dat Hij altijd met hen was.


Zoals de leerlingen, zijn wij ook vaak in angstige situaties, moedeloosheid, wanhoop. Maar als wij in Hem geloven komt Jezus altijd bij ons om te zeggen: vrede zij u. Wij zijn daarom gevraagd open te staan om zijn aanwezigheid in ons hele leven te aanvaarden, die ons leven op allerlei manieren aanspreekt.  


God is onzichtbaar. Maar onze geloofservaring leert ons dat God aanwezig is. God geeft ons mensen die van ons houden en die ons bemoedigen wanneer wij moedeloos zijn. Zijn woord spreekt ons aan wanneer wij de bijbel lezen, eucharistie vieren en naar een troostend woord luisteren. Hij schept mooie natuur waarvan wij zijn schoonheid kunnen genieten en nieuwe kracht kunnen krijgen. God openbaart zich op allerlei manieren in ons leven.


Wij mogen ons afvragen wanneer wij Gods aanwezigheid hebben kunnen ervaren en beleven. Blijven wij nog in ongeloof? Twijfelen wij nog steeds aan onze liefdevolle God? Thomas is een goed voorbeeld voor ons. Op gegeven moment en in bepaalde ervaringen van het leven betwijfelen wij Gods aanwezigheid. Soms voelen wij aan dat God echt ver weg is. De ervaring van Thomas leert ons dat God ook werkt in onze twijfel aan Hem. Angst, moedeloosheid, onrust, wanhoop zijn menselijke toestanden, maar tegelijkertijd zijn dat de momenten waarop wij ruimte hebben om naar Gods kracht te zoeken. In onze zwakheden laten wij Gods genade in ons leven werken. Thomas is eindelijk tot geloof gekomen na de genadige ontmoeting met Jezus.


Iedere verschijning van Jezus heeft altijd twee boodschappen. Ten eerste, wilde Jezus zijn leerlingen laten weten dat hij was verrezen. De leerlingen waren vervuld van vreugde vanwege de woorden: “vrede zij u”. Ten tweede, was het een moment van zending. Jezus sprak het woord van zending uit en daarna blies Hij zijn Geest.


Jezus is gezonden, de leerlingen zijn gezonden, wij zijn ook gezonden. Voor de plannen van God zijn wij belangrijk. God heeft ons nodig om zijn reddingswerk voort te zetten. Wij zijn de leerlingen van Jezus die geroepen en gezonden zijn om zijn verlossingswerk te verrichten. Dat betekent dat Jezus zijn werk aan ons toevertrouwt. Dus wij zijn Gods handen om zijn genade te verspreiden. Wij zijn geroepen om zijn voeten te zijn, om het land te doorkruizen, om de blijde boodschap over te brengen.  Wij zijn Gods mond die is gebruikt om zijn woord uit te spreken.


De verschijning veranderde het leven van de leerlingen. Als wij in Hem geloven en Hem in ons leven kunnen beleven, verandert zijn aanwezigheid ons leven ook: van angst naar moed om met het nieuwe leven te beginnen, van krachteloze omstandigheid naar een nieuwe kracht om met het leven door te gaan, van hopeloosheid naar een nieuwe hoop en overtuiging dat Jezus is verrezen en dat Hij altijd met ons is. In Christus leven wij niet meer in vrees, maar in vrede.


Pastor Simon Taa o.carm.


Overweging  Tweede Paasdag


Een poos geleden vroeg iemand aan mij: ‘gelooft je nou echt dat Jezus uit de dood is opgestaan? Dat is toch iets dat helemaal niet kan? De man keek me daarbij aan met een gezicht waarop je duidelijk kon lezen dat hij er echt helemaal niets van geloofde. Maar hij keek er ook een beetje treurig bij. Want ja, het zou zo mooi zijn, als we zeker wisten dat de mensen van wie we houden zouden doorleven. De man had natuurlijk gelijk: Wij hebben in ons leven al zo vaak meegemaakt dat iemand sterft: een broer, een zus, ouders, misschien wel een kind. Zijn ze ooit teruggekomen? Zijn er bewijzen voor de verrijzenisverhalen? Waar halen wij dat vertrouwen vandaan dat Jezus, de man in wie de leerlingen Gods goedheid mochten ontmoeten, nog steeds levend is en dan ook nog altijd heel dicht bij mensen aanwezig is?


Ja, zijn leerlingen hebben Hem gezien. Hij heeft in levende lijve tussen zijn leerlingen gestaan. De ongelovige Tomas, u kent dat verhaal wel, mocht uiteindelijk zijn handen in de wonden van Jezus leggen. Maar Jezus zegt zelf tegen Tomas, dat vooral die mensen gelukkig zijn die niet gezien hebben en toch hebben geloofd. Het gaat dus niet om spijkerharde bewijzen, die zijn er ook gewoon niet. Maar zijn er dan aanwijzingen? Zijn er dan aanwijzingen dat er leven is dat niet vernietigd kan worden? Jawel, die zijn er eigenlijk overal. Wij hebben allemaal ervaring met dood. Dan bedoel ik niet het biologisch gegeven, maar het levend dood zijn. Ook levend dood gemaakt worden. Wij mensen hebben het in ons om de andere mens te kunnen vernietigen. Dat kan fysiek, kijk maar naar Gaza en Oekraïne, maar ook mentaal. Als dat vroeg in een leven gebeurt dan kunnen de gevolgen voor de rest van een leven vernietigend zijn. ‘Jij bent niets waard’, ‘jij kunt niets’, ‘waarom stel je me altijd teleur’. En dat zelfde gebeurt ook onder volwassenen:  jij bent … en vult u zelf maar iets afbrekends in. Hoe vaak worden mensen niet tot op de bodem in hun persoonlijkheid afgebroken. In relaties, álle relaties, gebeurt dat heel veel. Dat ís de dood, midden in het leven, dood die wij elkaar aandoen. Je kunt zeggen: dat is de modder die er tussen ons mensen is. 


Maar, zoals een bloem mest nodig heeft om te kunnen bloeien, zo kunnen ook wij groeien aan de ellende in ons bestaan. Die dood kan ons ook gevoelig maken voor leven, voor ervaringen die heilzaam zijn. Ook die worden vaak bemiddeld door mensen, door mensen die nabij blijven, lieve familie of vrienden. Als we ervoor open kunnen blijven staan, zijn er altijd weer mensen die leven geven.  En in Jezus ontmoetten zijn leerlingen dat leven in overvloed. Petrus zegt, met de woorden van David: ‘Wegen ten leven, hebt Gij mij doen kennen.’ 


Jezus raakte mensen aan die niemand wilde aanraken, Hij zei tegen mensen die uitgestoten waren dat hun zonden waren vergeven, Hij gaf mensen hoop en vertrouwen, kwam op voor wie aan de rand van de samenleving stonden. En dat alles deed Hij tot het uiterste. Mensen die Hem hebben gekend zeiden zelfs dat Hij zo goed was als God.


En die goedheid was er ook na de dood van Jezus. De leerlingen zeiden niet alleen dat ze Hem hadden gezien, nee ze trokken de wereld in om zelf uit te delen van het leven dat zij hadden ontvangen. En dat gebeurt nog altijd. Nog altijd zijn er mensen die in oorlogsgebieden niet vluchten, maar die de gewonden en stervenden van de straten oprapen; nog altijd zijn er mensen die er werk van maken om mentaal gekwetste jongeren te laten weten: ‘Jij bent goed zoals je bent, jij bent kostbaar in Gods ogen.’


Als mensen de dood hebben ervaren, zijn ze nooit meer naïef. Maar soms ontstaat er een levensgeluk, een blijdschap om het bestaan. Een vrouw die een zwaar leven heeft gehad vertelde mij: ‘Ik kan er zo intens gelukkig van worden als ik zomaar door iemand op straat wordt gegroet, iemand die ik helemaal niet ken. Dan voel ik zo’n diepe vreugde.’


Dat is ook verrijzenis. Een liefde die door geen dood kapot te krijgen is, die zelfs in de meest beroerde omstandigheden en door de tijden heen altijd weer aan het licht komt. 


De liefde van God die Jezus in deze wereld onder ons bracht, lééft. Pasen vertelt ons ieder jaar weer dat wij daarop mogen vertrouwen. De tekenen zijn overal onder ons.


Straks, met Pinksteren, komt de H. Geest ons helpen om in dat vertrouwen sterker te worden. Amen.


Zuster Susan van Driel o.carm.


Overweging Paaszondag


De eerste lezing: Handelingen 10: 34a.37-43 De tweede lezing: Johannes 20: 1-9


Hij is niet hier, Hij is verrezen.


Ieder jaar vieren wij de verrijzenis van onze Heer, Jezus Christus. De verrijzenis is het fundament van ons geloof. Jezus die had geleden en was gekruisigd is verrezen. Dit is de viering van Jezus overwinning. Zijn apostelen hebben er ons van overtuigd dat Jezus is verrezen. De opstanding van Jezus is bewijs dat Gods kracht zonde en dood overwint, hoewel de vraag nog steeds bestaat of de verrijzenis waar is. Deze vraag komt zowel van christenen als van niet – christenen. Dat niemand zag hoe Jezus verrees is de reden waarom veel mensen dat zich afvragen. Voor ons is geloof niet over wat wij zien of wat wij tasten en voelen. Geloof heeft te maken met hoe wij onze relatie met God ervaren. God is ontastbaar. Zijn aanwezigheid is onzichtbaar. Petrus en Johannes gingen naar het graf van Jezus. Wat kwamen zij daar tegen? Het graf was leeg. Jezus lag er niet meer. En zij geloofden dat Jezus verrees. Zagen zij hoe Jezus verrees? Nee. Zij zagen dat niet. Maar het lege graf liet hen weten dat Jezus was opgestaan. Die gebeurtenis opende hun begrip. Zij  begrepen wat Jezus had gezegd, dat Hij na drie dagen zou verrijzen. Voor ons, is er een vraag wat Pasen betekent.


Pasen betekent overwinning


 Gods plan kan niet worden verhinderd door de kracht en de macht van de wereld. Jezus kwam om het koninkrijk van God te verkondigen. Hij riep op tot bekering. Hij bekritiseerde het onrecht van de heersers en religieuze leiders. Mensen  die beledigd waren, waren boos op Hem. Zij die het niet met Hem eens waren, probeerden om Hem te vermoorden. Uiteindelijk is Jezus gekruisigd. Maar op derde dag is Hij opgestaan. Hij heeft over de zonde en de dood zegegevierd. Dus de schreeuw van Jezus aan het kruis is een schreeuw van overwinning. Hij sterft niet als een slachtoffer van de politieke en religieuze intriges maar Hij sterft als een overwinnaar.


Pasen is moment van hoop


Bij de Pasen vieren wij onze hoop dat wij zelf uit de dood met Christus zullen verrijzen, dat wij in de dood samen met Christus de glorie van de vader zullen zien. Wij vieren ook dat onze liefde sterker dan de dood zal zijn als wij echt vast verbonden zijn met Christus. In de verrezen Christus zijn onze goede daden, onze inspanning, ons lijden, onze levensstrijd en ons offer niet te vergeefs. In Christus is ons leven waardevol. Hij leert ons dat er geen verrijzenis zonder lijden en dood is, geen succes zonder inspanning, geen geluk zonder opoffering. En uiteindelijke brengt zijn verrijzenis ons naar de hoop dat iedereen die in Hem gelooft niet verloren gaat maar het eeuwige leven zal verkrijgen. 


Pasen betekent nieuw leven


Jezus is verrezen en zal nooit meer lijden en sterven. In Hem geloven betekent dat wij opnieuw leven. Dus bij de Pasen vieren wij ook onze eigen verrijzenis, dat wij vanwege Christus verrijzenis opstaan uit het graf van onze angst, onze moedeloosheid, ons onrustige leven, onze wanhoop. Iedereen is geroepen om in en vanuit Christus te leven. Ons hele leven is een proces om de nieuwe mens te worden in Christus. De apostel Paulus schrijft: “ik leef niet meer, Christus leeft in mij”. Dat is het getransformeerde leven waar wij ons leven door de heilige Geest laten begeleiden.


Pasen is de viering van zending/ missie


De leerlingen die vol vertrouwden op de opstanding van Jezus gingen overal heen om te verkondingen dat Jezus was verrezen. Petrus verkondigde zonder aarzelen dat Jezus degene was die was gezalfd en was gekomen om de wereld te redden. Zoals de leerlingen, zo zijn wij geroepen om te getuigen van Christus en zijn verrijzenis en om het te verkondigen  in ons leven, “wanneer wij zijn Licht kunnen zien in de duisternis, en wij delen het met elkaar; als wij aanvoelen wanneer wij moeten lachen met wie lachen en moeten wenen met wie wenen. Niemand leeft vanuit en voor zichzelf. Ons leven is waardevol als wij ons leven met de anderen delen zoals Jezus ons zichzelf heeft gegeven.


Pastor Simon Taa o.carm.


Overweging 3e zondag van de veertigdagentijd


In de eerste lezing hoorden we wat wij gewoonlijk ‘de tien geboden’ noemen. Ze worden ook wel, eigenlijk veel beter, ‘aanwijzingen tot leven’ genoemd. Want het zijn dé grote levensrichtlijnen waarmee wij elkaar het leven mogelijk maken; waarmee wij het beschermen, omdat het kostbaar is.


Maar heel vaak wordt, als wij over die richtlijnen nadenken, de eerste zin vergeten waarmee het allemaal begint: 'Ik ben de Heer uw God die u heeft weggeleid uit Egypte, het slavenhuis.’ Het is daarmee het uitgangspunt en de kern van alles. Gods bevrijdend handelen, zijn bevrijding van Israël uit de slavernij in Egypte, staat aan de basis van heel het religieus bewustzijn van het joodse volk en daarmee ook aan de basis van ons gelovig leven. Na die zin komt daarom direct: ‘Gij zult geen andere goden hebben ten koste van Mij.’ Want alles dat kan onderdrukken en het leven kan bedreigen staat in directe vijandschap tegenover de Schepper God die tot leven wil brengen. Die andere goden zijn de oude, soms bloeddorstige goden van het Midden-Oosten: sommigen namen zelfs kinderen als offer. Nee, de God van Israël laat vanaf het eerste begin weten dat zijn wetten zijn gegrond op de bescherming van leven dat Hij heeft geschonken.


Het is die God die Jezus ‘Abba’, Vader, noemt; waarmee Hij zich verbonden voelt; waardoor Hij zich geliefd voelt; die Hij verkondigt in woord en daad in heel zijn optreden: God, is een bevrijdende God, die niet toelaat dat mensen worden geknecht. Niet door andere mensen, niet door kwade geesten, niet door invalide makende ziekten. In woord en daad verkondigt Jezus dat onder de mensen.


Maar zien wij in het evangelie dat wij zojuist hebben gehoord dan opeens een heel andere Jezus? Sommige mensen schrikken van de Jezus die tafels van de wisselaars en handelaars omgooit en ze van het tempelplein afslaat. Wij zien hem toch liever als de zachte Goede Herder of als de wijze leraar van de Bergrede. Toch is het dezelfde Jezus. Wat heeft het één dan met het ander te maken?


In de evangelietekst over de zgn. ‘Tempelreiniging’ staat er nadrukkelijk dat dit gebeurde ‘kort voor het Paasfeest der Joden’. Dat is opvallend, want in een Joods huishouden is het verplicht om vóór het Pesachfeest het huis helemaal schoon te maken. Volgens de joodse wet mag er in het hele huis geen kruimeltje gedesemd brood achterblijven. Tijdens het Pesachfeest wordt ongedesemd brood gegeten, de matzes. Die kunnen niet bederven, zoals gedesemd brood. En in de keuken, in alle kamers, die onzuiver kunnen zijn door beschimmelde kruimeltjes moet alles helemaal gezuiverd worden voor Pesach, die al duizenden jaren terugkerende viering van Gods bevrijding.


Zuivering probeert altijd naar de kern te gaan van waar alles om gaat. Zo is ook het zuiverend vasten in onze joods-christelijke cultuur geen doel op zich. We vasten in onze traditie niet om te ervaren hoe sterk we zijn, ook niet om een heldere geest te krijgen, ook niet om geld over te houden voor goede doelen, dat is een hele leuke bijkomstigheid. Nee, vasten en onthouding zoekt vooral naar de kern waar het allemaal om gaat. Het zoekt om met Gods hulp ons te ontdoen van alles dat we in de plaats stellen van die God van leven, liefde en bevrijding. ‘Het huis van mijn Vader is geen marktplaats,’ zegt Jezus, en Hij veegt winstbejag en het gemarchandeer het huis uit. Zo zuivert Jezus het huis van zijn Vader. Als Hij dan door geschokte mensen ter verantwoording wordt geroepen wijst Hij op zichzelf: 'Breekt deze tempel af en in drie dagen zal Ik hem doen herrijzen.' Jezus ziet zichzelf dus als een plaats waar God woont; een plaats dus waar God leven en bevrijding voor de wereld kan zijn.


Dat betekent ook voor ons iets, niet voor niets heeft onze kerk van oudsher onderstreept dat wij God mogen herkennen in Jezus, maar dat Hij ook mens was. En daarmee betekent dat ook ons menszijn tot grote hoogte is opgetild; dat wij tempels kunnen zijn waar de liefde van God woont, elk moment dat wij bevrijding, gerechtigheid en leven in deze wereld brengen.


Maar wij weten allemaal dat de tempel die wij zijn ook niet altijd zuiver is: verslavingen, hang naar macht of geld; meer en meer willen; zaken die ons mensen in de ban houden en die onszelf en de schepping kapot kunnen maken. Ieder jaar weer worden wij opgeroepen om in de veertigdagentijd even pas op de plaats te maken en bij die onzuiverheid stil te staan; om de tempel die wij zijn eens kritisch te bekijken en hier en daar misschien wat schoon te vegen. Bidden wij dat in deze 40-dagentijd dit werk in ons kan gebeuren. Amen.


Zuster Susan van Driel o.carm.


Overweging 2e zondag van de veertigdagentijd


Gen 22, 1-2.9a.10-13.15-18


Marcus 9, 2-10


Ik geloof dat wij allemaal ooit een gelukkig moment hebben ervaren: op een vreugdevol feest, op een gelukkige plek of in een rustgevende sfeer. Zulke momenten geven ons altijd een vreugde, kracht, positieve energie, optimisme. Daar willen we beslist voortdurend blijven. Als wij het hebben ervaren, willen wij dat weer en weer te doen hebben.


Het evangelie van vandaag vertelt ons een verhaal over Jezus die veranderde van gedaante op de top van een berg. Jezus nam zijn drie leerlingen mee om naar de top van de berg toe te gaan. Ik ben ervan overtuigd dat die drie leerlingen niet wisten waarom Jezus hen meenam en wat er zou gebeuren. Daarom verbaasde het hen wat er gebeurde. Jezus veranderde van gedaante. Van zijn gezicht kwam de straal en zijn kleren werden wit als licht. De heerlijkheid van God omringde hen. Voor de leerlingen was het echt een geloofservaring dat zij de glorie van God mochten zien.


Wat is de boodschap van de teksten van vandaag in het verband met het vasten?


Vorig jaar zei Paus Franciscus in zijn boodschap voor de veertigdagentijd dat vasten “samen gaan” betekende. Wij zijn gevraagd om samen met Jezus en met de anderen de berg te beklimmen. Bergbeklimmen vereist inspanningen, offers, en concentratie. Dit is het proces waarin wij onze Heer dieper leren kennen, wie Hij is en hoe we met onze medemensen samen om kunnen gaan. Het is het moment waarop wij zijn geroepen om solidair te zijn. Tegelijkertijd is dit ook een moment waarop we ons door Hem laten leiden en begeleiden naar de top van berg, waar wij zijn heerlijkheid kunnen zien. Op deze manier leren wij de goddelijke verlossing te begrijpen en te ervaren in ons leven. 


Wat kunnen we doen in deze veertigdagentijd?


Die drie leerlingen waren verbaasd over wat zij zagen. Daarom vroeg Petrus Jezus of hij daar drie hutten mocht maken. Wij mogen ons ook voorstellen hoe we er ook echt blij mee zijn als we dat kunnen ervaren. Ik ben er zeker van dat wij ook verbaasd zullen zijn als wij zo’n gebeurtenis zien en ervaren. Wij willen niet dat het snel voorbij gaat. Maar wat er verder gebeurde leert ons iets. Plotseling kwam er een lichtende wolk hen overdekte en hoorden zij een stem: “dit is mijn Zoon, de Welbeminde, Luister naar Hem”. In deze veertigdagentijd zijn we gevraagd om meer naar onze lieve Heer te luisteren. Abraham is het beste voorbeeld van wie wij kunnen leren hoe wij naar God moeten luisteren.


Zijn geloof werd toen echt beproefd. God vroeg hem om zijn enige zoon als brandoffer te offeren. Als zo’n moeilijke vraag aan ons wordt gevraagd, wat is ons antwoord? Wij zouden er even over nadenken. Sommigen vinden het misschien te zwaar om te doen. Veel mensen zijn door moeilijke situaties hun geloof in God kwijtgeraakt. Van Abraham leren wij hoe wij altijd ons vertrouwen op God kunnen stellen. In God geloven lost onze problemen niet op. Maar door de kracht van Gods genade zijn wij in staat om een lichtje te zien in de duisternis. Hij die ons heeft geroepen beproeft ons niet meer dan wat wij kunnen dragen.


Het evangelie van vandaag vertelt ons twee dingen tegelijk. Bergbeklimmen en afdalen. Bergbeklimmen is symbool van verlangen en inspanning om het Licht te zien. Het licht dat de leerlingen zagen was de anticipatie van de heerlijkheid van Jezus, op zijn opstanding uit de dood. Maar wij moeten de berg afdalen. Zoals aan de leerlingen, zo vraagt Jezus ons om de berg af te dalen. Wij moeten terug naar ons concreet leven en ernaar streven de glorie van God te bereiken. Om de heerlijkheid van Jezus te bereiken, is lijden onvermijdelijk. Wij zijn gevraagd om deel te nemen aan het kruis van God, de weg waarop wij samen met Christus zijn naar de top van de berg om deel te nemen aan zijn heerlijkheid. Bij deze twee situaties zijn wij gevraagd om naar Jezus te luisteren.


Het leven is een proces van geloof. Er zijn ups en downs in ons leven. In dit proces leren wij op wie wij moeten vertrouwen en aan wie wij ons toevertrouwen. Een luisterend hart is belangrijk, een hart dat verwarmd wordt door de liefde van God zelf. Van de ervaring van de leerlingen kunnen wij leren wat het bidden betekent. Luisteren is een bidden. Soms vragen wij heel veel aan God. Wij spreken veel. Maar in ons bidden moeten wij veel luiteren naar onze God. Op deze manier laten wij de wil van God in ons leven gebeuren. In ons luisterend hart bidden wij zoals Maria: “laat maar in mij gebeuren wat u gezegd hebt”.


Pastor Simon Taa o.carm.


Overweging 1e zondag van de veertigdagentijd


Er staat op YouTube een heel leuk filmpje van een chimpansee in een dierentuin.


Het is een groot en sterk mannetje. Er is in het verblijf van de chimps een lading appelen gestort zodat zij allemaal ervan kunnen nemen wat ze nodig hebben. Hij als grootste en sterkste man neemt natuurlijk het eerst.


Hij pakt wat hij kan en stapelt zoveel mogelijk appelen in zijn armen, stopt er nog een stuk of drie in zijn mond en pakt dan in iedere hand en iedere voet nog een of twee appelen. Zo probeert hij naar een hoekje van het verblijf te komen waar hij alles rustig kan opeten. Dat lukt hem nog ook.


Het is het overlevingsinstinct en omdat het een aap is, is het grappig. Als echter wij mensen zo graaien wordt het minder leuk. Toch gebeurt dat ook, de aap in ons is niet helemaal weg. Wij mensen hebben ook een sterke drang tot overleven door zoveel mogelijk binnenhalen.


De schrijver Jean Jaques Suurmondt die prachtige artikelen en boeken schrijft over het geestelijk leven van mensen noemt dat deel van het innerlijk van de mens - en dat vooral ook van zijn eigen innerlijk - ‘de knurftige aap’. Het is dat in ons dat wil hebben; dat op de allereerste plaats denkt aan eigen veiligheid, eigen gezondheid, eigenbelang. Het is dat wat ook, voor op zich mooie idealen, desnoods over lijken wil gaan. Wij weten allemaal waartoe bv. de prachtige idealen van het communisme hebben geleid: onderdrukking, moord, kampen vol met gevangen mensen die anders dachten. Heel dicht bij huis kunnen we het soms meemaken, als mensen erg geraakt zijn door de nood van het milieu en van dieren: soms worden zelfs aanslagen gepleegd en dieren uit kooien vrijgelaten die vervolgens in het wild aan een miserabel einde komen. Volgens Jean Jacques Suurmondt zegt die knurftige aap dan nogal eens: ‘het doel heiligt de middelen’.


Als Jezus in de woestijn is, is Hij, staat geschreven, bij ‘de wilde dieren’. Hij gaat er de confrontatie mee aan. Met de wilde dieren en met de Satan die Hem beproeft.


In die veertig dagen woestijn ziet Hij alle negativiteit die onder en in mensen is onder ogen. In de tekst die wij zojuist als tweede lezing hebben gehoord, wordt het maar kort verteld. Bij de evangelist Matteüs wordt het thema verder uitgewerkt.


Jezus ziet onder ogen hoe Hij zijn zending zou kunnen misbruiken; hoe Hij macht zou kunnen krijgen en zichzelf zou kunnen verheffen.


In onze veertigdagentijd, waarvan deze zondag de eerste is, hebben ook wij de kans om contact te maken met de wilde dieren en dus met die ‘knurftige aap’ in onszelf; met wat in ons wil hébben en destructief is.


Niet dat wij dan direct andere mensen worden, maar het helpt op z’n minst om anderen niet direct te veroordelen; om meer begrip te hebben voor menselijke gedrag. Het is niet fijn, die confrontatie, maar misschien worden wij in deze veertig dagen ook geholpen en worden we net als Jezus, geholpen door die andere zijde van ons mensen en zijn er, net als bij Hem, engelen die ons bedienen: de goede en liefdevolle krachten die ook in ons zijn.


Toen Jezus na die veertig dagen uit de woestijn kwam, ging de hemel voor hem open: Hij hoorde een stem die zei: ‘Jij bent mijn Zoon, mijn veelgeliefde’. Hij zag opeens heel helder in hoezeer God Hem liefhad en hoe God een God van Leven is.


Die ervaring was zo diep dat Hij dat onmogelijk voor zichzelf kon houden. Vanaf toen verkondigde Hij het Rijk van God; hoe God met ons is en hoe Hij óns aandrijft tot liefde. Want ondanks die zelfzuchtige, ‘knurftige aap’ in ons, is de Eeuwige met ons vreemde wezens van goed en kwaad een verbond aangegaan. Wij mogen zíjn liefde in de wereld brengen.


Bidden wij dat wij deze veertigdagentijd onszelf onder ogen durven te komen. Amen.


Zuster Susan van Driel o.carm.


Overweging 4e zondag door het jaar.


Deut. 18, 15-20, Marcus 1, 21-28


Jezus was in een synagoge in Kafarnaüm. Hij was onder de mensen om een onderricht te geven. Het evangelie van vandaag vertelt ons dat Jezus de mensen onderrichtte als iemand met een gezag. De mensen maakte Hij verbijsterd. Alle ogen waren op Hem gericht. Iedereen vroeg zich af wie Hij was. In Hem zagen de mensen iets anders dat zij niet zagen bij de Schriftgeleerden. Verder was er nog een verbijsterende gebeurtenis. Er kwam iemand die in de macht van onreine geest was. Wat het mij opvalt is dat die onreine geest getuigde van wie Jezus was, zoals wij net hoorden in het evangelie: “Hij is de heilige Gods”.


Wij mogen ons afvragen waarom Jezus kon onderrichten met gezag. Volgens mij was de aandacht van de mensen niet alleen gericht op wat jezus hen leerde maar vooral op de persoon van Jezus zelf. Het verhaal dat wij vandaag horen laat ons een paar dingen weten. Jezus had een bijzonder charisma die mensen niet zagen bij de gewone mensen. Tegelijkertijd had hij iets fris en nieuw te delen en Hij deed het op een overtuigende manier. De Schriftgeleerden onderbouwden hun verklaring met citaten van andere autoriteiten. Maar Jezus had geen menselijke autoriteiten nodig. Wanneer Hij spreekt, spreekt God.


De komst van Jezus is al geprofeteerd door de profeten. In de eerste lezing profeteerde Moses de komst van een profeet die het woord van God naar de mensen zou overbrengen. Dat betekent dat de komst van Jezus echt een verwachting was. Dus Jezus heeft daarom een speciale relatie met de Vader die Hem heeft uitgezonden. Hij heeft gedaan wat Moses heeft geprofeteerd. Op een andere plaats zegt Jezus: “mijn spijs is dat ik de wil doe van Hem die mij heeft gezonden en zijn werk volbreng”. Zijn onderricht en wat Hij doet komen vanuit zijn intieme relatie met de Vader.


De macht die Jezus heeft komt uit de Vader zelf. Door diezelfde macht kan Jezus wonderen verrichten. De verdrijving van de onreine geest is het teken dat Jezus de goddelijke macht heeft en tegelijkertijd laat het ons zien dat God de macht heeft over de onreine geest.


De onreine geest schreeuwde: 'Jezus van Nazareth, wat hebt U met ons te maken? U bent gekomen om ons te vernietigen? Ik weet, wie U bent: de heilige Gods.' Dit is een bevestiging van de onreine geest over wie Jezus was en tegelijkertijd was het een uiting van hun angst. Zij wisten dat de kracht van Jezus groter was dan van hen. Door duivels uit te drijven laat Jezus ons zien dat er in het rijk van God geen plaats is voor de onreine geest.


Jezus is gekomen om de wereld te redden. Alles wat Jezus heeft gedaan toont dat God er is. Hij leert en wijst ons de weg waarop wij ten volle mens kunnen zijn: liefdevol, medelijdend, medelevend, met passie voor de gerechtigheid, onbevreesd tegen de onreine geest en met besef van wat in een mensenhart leeft. Als wij in Jezus leven en Jezus in ons leeft, worden wij krachtig. Zijn macht is de macht om ons te redden. Dus zijn macht is de uitstraling van zijn liefde. Hij wil niet dat een van zijn bezit verloren gaat door kracht van onreine geest. Wij zijn daarom gevraagd om niet alleen voor Hem te staan en naar Hem verbijsterd te kijken. Jezus komt bij ons. Een open hart moeten wij hebben om Hem te ontvangen. Leven in en met Christus betekent dat wij leven onder de kracht van zijn Geest.


Jezus vraagt om ons geloof. Wij kunnen alleen worden bevrijd als wij op Hem vertrouwen en ons leven aan Hem toevertrouwen. Mogen wij ons leven laten begeleiden door de heilige Geest die ons altijd begeleidt naar de ware weg. En moge Jezus zijn gezag in ons leven uitstorten opdat wij in staat zijn om te getuigen van zijn liefde in ons dagelijks leven.


Pastor Simon Taa o.carm.


Overweging 3e zondag door het jaar


Het woord des Heren werd gericht tot Jona: 'Begeef u op weg naar Nineve […] en Jona begaf zich op weg naar Nineve’. In de tweede lezing hoorden we dat Jezus de leerlingen riep, ‘En zij lieten hun vader Zebedeüs met de dagloner in de boot achter en volgden Hem’. In de eerst lezing en tweede lezing lijkt het of het zo gaat: mensen worden geroepen, zij staan op en gaan. Zo lijkt het, want als je goed gaat kijken naar die eerste lezing uit de profeet Jona, dan kun je zien dat het eerst heel anders gaat met Jona. Twee hoofdstukken eerder komt ook het woord des Heren tot Jona: ‘Sta op, ga naar Ninive’. En Jona stond op ‘en hij vluchtte naar Tarsis’. Dat is dus precies de andere kant op. Dan zorgt de Heer voor storm op zee, wordt Jona in Zee geworpen en opgeslokt door een grote vis en weer uitgespuwd. Pas nadat Jona dat allemaal had meegemaakt, begint wat wij in die eerste lezing hebben gehoord. Pas dan komt weer het woord van de Heer en is Jona bereid om de inwoners van Ninive te waarschuwen dat als zij doorgaan met waar ze mee bezig zijn het niet goed zal aflopen.


Hij stond op…ja in eerste instantie dus de ander kant op. In onze H. Schrift komt het  op meer plaatsen voor dat mensen die geroepen worden eerst behoorlijk tegenspartelen vóórdat ze willen gaan. Ze vinden zichzelf niet capabel genoeg, vinden dat ze niet goed kunnen praten, ze zijn gewoon bang voor wat het zal oproepen, of vinden dat ze teveel moeten achterlaten. Ook dat waar ze verantwoordelijk voor zijn: hun familie bijvoorbeeld. Want het is nogal wat om je vader in de boot achter te laten, zoals Marcus vertelde. En dat zeker in de cultuur van het midden oosten waar ieder lid van een familie verantwoordelijkheid voor de ander draagt en zeker voor je ouders.


Nee, het gaat niet zo maar met roeping. En nu moeten we roeping niet te groot maken. Het gaat er natuurlijk niet alleen om, om als profeet op de hoeken van de straten te staan en mensen tot bekering op te roepen. We hoeven ook niet allemaal naar de missie te gaan. Nee, de roeping die vanuit het evangelie tot ons allemaal komt is dat we, waar we ook staan en wat voor concreet leven we ook leiden, gaan staan in de ruimte van het Rijk Gods; dat we dat met woord en daad verkondigen. Want dat is toch waar het in het evangelie om gaat? Jezus zegt zelf dat Hij is gekomen om dát te verkondigen.


Het is wel moeilijk om te zeggen wat dan dat Rijk van God is. Eigenlijk hebben wij niet meer dan de evangelieverhalen die vertellen hoe Jezus in het leven stond; hoe hij leefde met God en met mensen. Dan zien we dat het Rijk Gods alles te maken heeft met een innige relatie met God; met gerechtigheid en omzien naar mensen die het moeilijk hebben; met op een vrije wijze het leven kiezen, ook als dat ingaat tegen bekrompen opvattingen; met vergeving en mensen niet aan de kant zetten. En dan gaat het om níemand aan de kant zetten. Jezus at met tollenaars en zondaars, maar ook met farizeeën. Ook dus met de mensen die meenden dat ze het allemaal zo goed wisten, die overtuigd waren van eigen gelijk en eigen gerechtigheid. Hij nam het op voor de armen, maar Hij lag ook aan tafel met mensen die het goed hadden, rijke tollenaars bijvoorbeeld.  Om onszelf geroepen te voelen om het Rijk van God te verkondigen hoeven wij niet de een te veroordelen om met de ander te zijn. Nee, waar we ons geroepen toe mogen voelen is om in een ruimte te gaan staan, een gunnende ruimte, waarin we mensen het leven gunnen; leven waarin Gods bedoelingen met mensen en de hele schepping aan het licht komt. Daartoe worden we opgeroepen op elk moment dat we het evangelie op onze huid laten komen. Als we écht horen dat we niet moeten oordelen, dat we open mogen staan naar elkaar.  In die ruimte gaan we dan ook als vanzelf ‘mensen vissen’ want zó vrij en vooral ook dan met vreugde in het leven staan is aantrekkelijk voor mensen. Ik denk dat wij dat ook kunnen zien aan de manier waarop onze paus weer een aantrekkelijk gezicht van onze kerk aan de wereld laat zien. De stappen die hij zet zijn héél voorzichtig, maar mensen voelen en weten dat wat hij doet geboren is uit de liefde van God voor mensen, álle mensen. Dát is aantrekkelijk voor mensen, daarmee vist hij mensen en dat kunnen wij ook.


Dat Jona echter op zijn roeping eerst de andere kant op ging is begrijpelijk want zó in het leven staan wordt echt niet altijd begrepen. Door een groot deel van de gelovigen wordt de paus ook niet begrepen. En als wij op een verjaardag zeggen dat we het niet eens zijn met de politieke partij waar de meeste familieleden op hebben gestemd of als we vinden dat mensen in bootjes op zee niet aan hun lot overgelaten moeten worden; als we wat milieu en klimaat betreft echt andere ideeën hebben: mensen kunnen zich zelfs aangevallen voelen, ook al is dat helemaal niet de bedoeling. Je kunt heel wat over je heen krijgen als je je uitspreekt over wat jij Gods goede ruimte voor mensen, dieren en de hele aarde vindt en er ook naar handelt. Dat gebeurt de paus nu ook. Maar wij worden allemaal geroepen tot verkondiging van dat Rijk van God: Gods gunnende, leven gevende ruimte, Leven en Liefde. Bidden wij dat wij daarvoor zo nu en dan toch de moed zullen krijgen, zodat we opstaan en dan de goede kant opgaan. Amen.


Zuster Susan van Driel o.carm.


Overweging in de oecumenische viering 14-1-24


bij Genesis 18,1-8 en Lucas 10,25-37


Mensen uit het Midden-Oosten worden nog wel eens geroemd vanwege hun gastvrijheid. Dat maakt onderdeel uit van hun cultuur. Dat is niet zozeer omdat iedereen toevallig een gastvrij karakter heeft, maar omdat dit van oudsher van levensbelang was. Het is daar heet en water is schaars. Mensen onderweg hebben koelte en water nodig, en het liefst ook iets te eten, want alles wat je meeneemt bederft snel. Van generatie op generatie is daarom doorgegeven dat het van essentieel belang is, dat je mensen die bij jou aankloppen gastvrij onthaalt. Dat is niet alleen een deugd, maar zelfs een religieuze plicht.


In het verhaal dat we hoorden over Abraham zien we dat hij precies zo reageert als hij behoort te doen, als er onverwachts drie mannen bij hem komen. Hij slooft zich enorm uit om hen te ontvangen – en later blijkt dat deze mannen boodschappers van God zijn. Abraham is hierin een voorbeeld voor allen die hem als hun voorvader zien: joden, moslims en christenen.


Als je ergens afgelegen in de woestijn woont, is het misschien ook wel eenvoudig om gastvrij te zijn. Hoe vaak meldt er zich nou iemand bij jou? En Abraham was rijk genoeg, hij kon het zich permitteren.


Tijden veranderen, en het denken over dit soort zaken verandert dan mee. Gastvrijheid, prima, maar je kunt toch niet iedereen maar welkom heten? Zijn er dan geen grenzen aan gastvrijheid, aan naastenliefde? In ons land, in deze tijd, is dit een belangrijk onderwerp van gesprek, in de politiek, maar ook tussen mensen onderling.


Ook al in de tijd van Jezus was dit onderwerp van discussie. Het land Israël was bezet door de romeinen, die hun eigen regels opdrongen aan de inwoners van het land.


Ook binnen het jodendom waren er verschillende stromingen, die elkaar soms niet konden luchten of zien.


Het verhaal van Jezus over de barmhartige Samaritaan gaat hierover. Omdat het zo overbekend is, is het gemakkelijk om te vergeten hoe scherp deze gelijkenis is.


Wie is mijn naaste, vraagt iemand, want voor je naaste heb je verantwoordelijkheid. De discussie was of Romeinen ook naasten zijn, of andere vreemdelingen. Want daar kun je toch niet aan beginnen? Het is al moeilijk genoeg om om te zien naar mensen van je eigen soort…


Jezus draait de vraag heel slim om. Hij zegt: je kunt wel grenzen gaan stellen, telkens weer gaan kijken wie onder de categorie ‘naaste’ valt en wie niet. Maar waar ging het ook alweer om, als je over je naaste spreekt? Het gaat erom dat je elkaar nodig hebt. Stel, je bent in nood. Dan ben je toch blij als iemand je helpt, en dan ga je toch niet kijken of iemand binnen jouw grenzen valt van wat een naaste is? Als je in nood bent, is elke hulp welkom en iedereen die jou helpt, is jouw naaste.


De belangrijkste regel van het geloof is: heb God lief boven alles… en je naaste als jezelf. Het ene kan niet zonder het andere. Je kunt niet God liefhebben en je medemensen aan hun lot overlaten, uit angst of onverschilligheid, net als de priester en de leviet uit het verhaal.


Wij vinden dat wel eens ingewikkeld, en dat is het natuurlijk ook. Maar vandaag horen wij deze lezingen, die zijn uitgekozen door christenen uit Burkina Faso. Zij wonen in een land dat verscheurd wordt door conflicten en waar doelbewust op christenen aanslagen gepleegd worden. En desondanks, of misschien wel juist daarom, kiezen zij bij hun gebed om eenheid voor deze teksten. Zij willen aan de wereld meegeven: vergeet nooit dat de ander je medemens is, je naaste. Laat nooit de angst of de onverschilligheid regeren.


Als zij, dat in hun situatie kunnen zeggen, dan moet dat voor ons toch ook mogelijk zijn? Onze belangrijkste opdracht als christen is: ga niet aan je medemens voorbij. Wees een naaste. Alleen als wij daarvoor de moed opbrengen, kan er iets van eenheid komen tussen mensen. We bidden deze week om moed en vertrouwen, en niets houdt ons tegen om zelf in onze omgeving te laten zien wat dit in de praktijk betekent. Amen.


Marise Boon. Predikant protestantse gemeente Maas en Peel


 


Overweging Openbaring van de Heer


Begroeting en inleidend woord


Goedemorgen! Graag wens ik u een zalig en gelukkig nieuwjaar! Dat het nieuwe jaar ons zegen mag brengen en liefde en geluk en vrede voor alle mensen.


Onze nieuwjaarsviering valt samen met het feest van Driekoningen, het feest van de Openbaring van de Heer, zoals ze het ook wel genoemd wordt. We vieren dat het pasgeboren kind van Jozef en Maria een mens geworden is in wie God zich openbaarde, in wie God liet zien wie Hij is voor ons en alle mensen…


Huub Oosterhuis heeft daar mooie woorden over geschreven:


uit uw hemel zonder grenzen,


komt Gij tastend aan het licht,


als een kind zijt Gij gekomen, even weerloos als wij mensen… …


als een vuur zijt Gij verschenen…


als een ster gaat Gij ons voor… als een mens in de woestijn…


als een woord zijt Gij gegeven…

als een nacht van hoop en vrees…

als een pijn die ons geneest…

als een nieuw begin van leven…


Wij vieren vandaag dat Gods komst in ons midden niet alleen iets betekende voor mensen in en rond Bethlehem,


maar voor de hele wereld.


We zullen er straks verder op ingaan…


Overweging


Het is niet zo vreemd dat de Wijzen uit het Oosten de pasgeboren koning van de Joden in Jeruzalem zoeken. Jeruzalem was hét centrum van het toenmalige Israël. Maar daarom is het des te opvallender dat koning Herodes hen na een kort gesprek vrijwel onmiddellijk doorstuurde naar Bethlehem, een klein plaatsje bijna 10 km ten zuiden van Jeruzalem.


Dáár, in het nietige Bethlehem, ontmoeten ze de pasgeboren koning naar wie ze zoeken. Maar eenmaal aangekomen ziet het er allemaal heel anders uit dan ze waarschijnlijk hadden gedacht. Ze vinden niet een kleine koninklijke hoogheid met veel pracht en praal omgeven, maar een huilend kindje.


Misschien vul ik te veel in, maar ik zie hen vertederd worden door dat kindje; het doet een beroep op hun liefde, zoals ieder pasgeboren kindje dat doet. Even schrikken ze van de onverwachte eenvoud rond dat lieve leventje. Maar dan knielen ze biddend neer.


Een klein kwetsbaar kindje, dát blijkt het doel van hun reis te zijn. Daar heeft de lichtende ster die zij op hun lange reis hebben gevolgd hen naar toe geleid. Dat kleine kindje maakt dat ze spontaan op de knieën vallen en bidden… Velen van ons zullen dit wel herkennen: in de geboorte van een kind komt God ons ‘soms even’ wonderlijk geheimvol nabij.


Het verhaal van de Wijzen uit het Oosten is daarom meer dan alleen maar een sprookjesachtig kerstverhaal. Het is een verhaal met een boodschap. Het zegt ons dat de zin van ons leven, en ook het geheim van ons leven verborgen tot ons komt… in een klein kind… in het kleine en in het kwetsbare… niet in grootse daden, maar in kleine belangeloze daden van goedheid en liefde…. In de vriendschap en de liefde tussen twee mensen…. Of in de hulp die mensen soms heel onopvallend aan elkaar geven…. Er zijn zoveel kleine wondertjes van goedheid om ons heen... Er is zoveel belangeloze liefde die nauwelijks opvalt….


*Ik heb iemand gekend die zwaar ziek was en die hier altijd  – hoe ziek ze ook was – met een glimlach de communie ontving. Dat deed mij elke keer weer goed, even een nauwelijks zichtbaar contact over en weer, - zo van: ‘wij verstaan elkaar’… het zijn dit soort kleine lichtpuntjes die het verschil kunnen maken…


*Of iets heel anders: een foto in de krant van een klein kind dat tijdens het bestand in Gaza zit te spelen met haar katje… ik dacht toen: ‘zó zou het toch moeten zijn’…


*of  – nog een ander voorbeeldje: ik weet dat sommige mensen elke maand heel bewust ‘voedselbank’ op het boodschappenlijstje schrijven… dat doet je toch goed, als je dat hoort? Mij wel in ieder geval.


*En dan al die kaarsjes die hier elke dag weer opgestoken worden: degene voor wie ze gebrand worden, heeft daar vaak geen weet van… maar degene die het kaarsje opsteekt wél: die wil een beetje licht geven aan een ander…


Misschien mag je al die kleine daden of woorden van goedheid zien als lichtjes op onze levensweg… kleine bakens die je zeggen: ‘die kant moet je op’…


We kunnen niet zonder dat soort kleine bakens van goedheid en liefde… Ze laten ons steeds weer voelen waar het eigenlijk om draait in ons leven. Zij geven zin aan ons leven…


Nog even terug naar de pasgeboren koning van de Joden. In zijn latere leven heeft hij ons met zijn daden en woorden laten zien dat het aanvoelen van de Wijzen juist was: zij bleven op zoek net zo lang tot ze wisten: hier moet ik zijn, dit geeft mijn leven zin.


Bidden we dat de kleine Jezus en de volwassen Christus voor ons allen een licht worden, een baken waardoor wij de goede weg kunnen vinden. Een weg die steeds weer te maken zal hebben met eerbied voor elkaars kwetsbaarheid, met elkaar zien,  om elkaar geven, elkaar het leven gunnen…  Amen


Ben Wolbers o.carm. pastor-teamleider



Overweging Nieuwjaar


Numeri 6, 22-27


Lucas 2, 16-21


Gisterenavond tot afgelopen nacht vierden wij de wisseling van het jaar. Overal vierden de mensen uitbundig feest met eten, drinken, dansen, spelen, praten, enzovoort. Het oude jaar is voorbij en het nieuwe jaar is begonnen. Volgens mij brengt dit ons tot het besef wat de tijd betekent voor ons.


Vandaag komen wij hier om het nieuwe jaar te vieren. In deze viering danken wij God voor alles wat wij hebben gehad, wat wij hebben meegemaakt, wat wij hebben gekregen en wat wij hebben ervaren. Iedereen heeft eigen ervaringen in het oude jaar. Er waren zowel mooie als slechte ervaringen die wij hebben gehad. Wij kunnen beslist niet meer naar het verleden teruggaan, maar wat wij hebben gehad in het verleden geeft een speciale betekenis in ons leven.


In de katholieke kerk vieren wij in het begin van het nieuwe jaar een hoogfeest: het feest van “Maria moeder van God”. Vanwege haar antwoord op de vraag om de Moeder van God te worden, is Maria een bijzondere iemand geworden in ons geloof. Maar dat antwoord heeft haar vervolgens gebracht naar de werkelijkheid dat zij veel consequenties moest dragen. Na de aankondiging van de geboorte van Jezus door de engel waren er veel dingen die zij niet begreep. Maria en Josef moesten een lange reis maken naar Bethlehem en daar werd Jezus geboren in een stal. Zij moesten naar Egypte vluchten. Dat was echt geen gemakkelijke ervaring. Maria en Josef waren verbaasd over wat Jezus zei toen hij 12 jaar was in de tempel in het midden van de rabbi’s: “waarom hebben jullie Mij gezocht? Wisten jullie niet dat Ik bij mijn Vader moest zijn? Zo vroeg Jezus hen. Dat was niet de laatste van wat Maria nog moest dragen. Wij kunnen ons voorstellen hoe groot het verdriet van Maria was toen zij zag dat haar zoon gemarteld werd van Jerusalem af naar Golgotha.  Eindelijk stond zij bij het kruis van haar zoon. Wat er allemaal gebeurd is met Maria was al gezegd door Simeon toen zij en Josef in de tempel waren om Jezus aan God aan te bieden. Toen zei Simeon: “ook door uw ziel, zal een zwaard gaan.


Maria heeft ons laten zien wie zij is. Zij is een dienares van God zoal zij heeft Gezegd tegen de engel: “ik ben de dienares van de Heer, laat met mij gebeuren wat u gezegd hebt”. Maria heeft niet helemaal begrepen wat er is gebeurd met haar. Maar de wil van god moest gebeuren. Zij heeft zichzelf gegeven om Gods wil te manifesteren.


Maria is het beste voorbeeld voor ons als gelovigen. Dat wij niet volledig begrijpen wat er gebeurt in ons leven, maakt ons geloof niet zwak als wij van Marie leren. Zij is de Moeder van God en de Moeder van ons allemaal die samen met ons gaat lopen in dit nieuwe jaar. Daarom is de viering van het nieuwe jaar een moment waarop wij terug kunnen blikken naar wat er is gebeurd in het oude jaar en wij naar de toekomst kunnen kijken.


Voor ons is de tijd niet alleen in chronologische betekenis: het verleden, het nu en de toekomst; gisteren, vandaag en morgen. Tijd is het moment waarop God werkt om ons te redden. Zoals Maria zijn wij ook uitgenodigd om onze ervaringen van afgelopen jaar te bekijken en erover na te denken. Maria heeft ons geleerd om te zoeken naar wat God wil. Wij vragen ons af wat God bedoelt in alles wat wij hebben ervaren. In wat wij hebben meegemaakt zit Gods plan.


Wij mogen ook veel plannen voor de toekomst hebben. Wij hebben beslist verlangens en wensen in het nieuwe jaar. Maar wij weten niet precies wat er zal gebeuren. Van Maria leren wij dat God die ons heeft geroepen ons niet alleen laat. Als er veel dingen gebeuren met ons die wij niet begrijpen, bewaren wij het in onze harten en denken wij erover na. Wij vragen om Gods genade die ons krachtig maakt zodat wij in staat zijn om Gods wil te laten gebeuren in ons leven.  Moge onze wil en wat wij dit jaar gaan doen overeenstemmen met Gods wil. Onze tijd zal een moment van genade zijn als wij met God samen werken om zijn koninkrijk op te bouwen. En moge ons leven een getuigenis zijn van Gods liefde die de wereld wil redden. 


Pastor Simon Taa o.carm.  


Overweging Kerstmis


Jesaja 9, 1-6


Lucas 2, 1-14


Een paar dagen voor de kerstmis in 2022 was ik op bezoek bij de kerstmarkt in Brussel samen met een groep. Naast het bezoek van de kerstmarkt gingen wij ook een kerk bezoeken. Zoals in andere kerken, werd die kerk ook versierd met alle dingen die bij de kerstmis hoorden: kerststallen, kerstbomen, lampen, beelden, enzovoort. Tussen de kerststallen en kerstbomen, was er een kerststal                       die mijn aandacht trok. Niet omdat die kerststal mooier dan de anderen was maar vanwege wat op een bord is geschreven die bij die kerststal stond. Op dat bord is er geschreven: “de kerstijd is een tijd van verwondering. Hoe kan het toch? De grote God die heelal vervult, heeft zich klein gemaakt, niet groter dan de maat van Maria’s schoot. Hij die aan alle vogels voedsel geeft, heeft aan Maria’s borst gedronken. Herders en wijzen raken niet uitgekeken op dat Kind, Gods eigen Zoon, liggen op het stro” (Godfried Kardinaal Danneels).


Wij mogen ons afvragen waarom God in deze wereld wil komen als een Kind. Is het niet een teken van de zwakheid?  Wat kan een kind doen voor de wereld? Onze menselijke gedachte kan Gods gedachte niet bereiken. Gods plan is te hoog voor wat we denken. Het Kind is symbool van schoonheid, zuiverheid, onschuld. Ikzelf vraag me af wie ik ben dat God bij mij komt. Kerstmis is een gebeurtenis van geloof want God is mens geworden.


Een paar dagen voor de Kerstviering hebben wij de kerstsfeer al gevoeld want overal zien wij kerststallen en kerstbomen: in huizen, kerken, winkels, langs de wegen, enzovoort. Wij horen overal ook kerstliedjes. Wij zien nu ook in onze kerk mooie kerststallen. Veel mensen komen hier om ernaar te kijken. Ikzelf voel een bijzonder gevoel als ik naar de kerststallen kijk, namelijk gevoel van vrede en vreugde. Een kerststal is echt een belangrijke symbool. Daarom heeft paus Franciscus zijn eigen reflectie over de kerststal. Een paar jaar geleiden zei hij: “De Kerststal herinnert ons hoe God ons zijn liefde laat zien door geboren te worden zoals wij geboren zijn. Het maken van kerststal is een manier waarop wij Gods nabijheid vieren en wij kunnen ervaren dat God levend en concreet is. Het Kind dat in de kerststal ligt laat ons zien dat God komt om ons te omhelzen in onze mensheid”. Dit zei paus Franciscus toen hij Greccio bezocht, een plaats waar de heilige Franciscus de eerste kerststal heeft gemaakt samen met mensen die daar woonden.


Kerstmis brengt een belangrijke boodschap voor ons, namelijk Vrede. Het Kind is het symbool van vrede. Hij komt om vrede te brengen. Hij die bij ons komt is het Licht voor de wereld die in duisternis is. Hij wil in ons hart leven. Dus het Licht maakt kwaadaardigheid, boosheid, hoogmoedigheid weg.


Ik vraag me af wat er is gebeurd met mensen die onderdrukt zijn, zij die in oorlogssituatie zijn. Hier kunnen wij kerstmis vieren in vrijheid en vreugde. Maar zij vieren het beslist in angst. Volgens mij, is oorlog  een teken dat de mensen niet in het Licht leven en zij het Licht niet willen ontvangen. Wij bidden voor hen die kerstmis niet in vrolijkheid kunnen vieren. Moge het Licht dat de wereld verlicht, de harten van mensen verlichten die de oorlog willen plegen en moge het Licht de duisternis verdrijven.


Waarom is Hij geboren in een stal? Dit is ook een belangrijke vraag. Nu bouwen wij kerststallen met mooie versieringen. Maar wij kunnen ons voorstellen wat er was gebeurd met de stal waarin Jezus werd geboren. Het was beslist een vieze plek, de plek voor vee. Dat was echt geen ideale plaats voor een geboorte van een kind. Volgens mij is dit echt een symbool. Het betekent dat God ons in onze realiteit wil tegenkomen. Jezus wil overal geboren worden met name in ons hart.


De geboorte van onze Messias is het moment om ons leven weer op te bouwen opdat wij in het Licht mogen leven. Moge Christus in ons hart en ons leven zijn geboren. Moge ons hart een zuivere kerststal zijn waarin het Kind blijft liggen.


Pastor Simon Taa o.carm.


 


Christus Koning van het heelal


Ezechiël 34, 11-12.15-17


Matteüs 25, 31-46


Als wij over een koning praten, zullen wij denken aan de belangrijkste persoon van een koninkrijk die een macht heeft. Hij heeft een volk dat hij overheerst. Op een hoge troon zit hij en draagt Hij een prachtige koninklijke kleiding. De bewakers omringen hem.


In het evangelie van vandaag laat Jezus ons weten dat Hij onze Koning is. Zoals de koning van de wereld is Hij bekleed met heerlijkheid en zit op een hoge troon. Maar de vragen zijn: waar is zijn koninkrijk? Wanneer komt Hij als een Koning? Wie zijn zijn volk?


Het koninkrijk van God is niet beperkt tot een plaats en tijd. Zijn komst is altijd hier en nu. Hij is Emmanuel, God is altijd bij ons. Hij is de Koning van het heelal die in ons leven en ons hart blijft en regeert. Zijn heerlijkheid is de glans van zijn liefde om ons te redden. Dus Jezus heeft een macht allereerst niet om de wereld te overheersen, maar om mensen te begeleiden en te leiden tot het eeuwige leven. Ieder hart is zijn troon. Daarom identificeert Hij zich met mensen. In het evangelie zegt Jezus: “ik verzeker jullie, alles wat je voor één van deze minste broeders van mij hebt gedaan, heb jij voor mij gedan”. 


Jezus vraagt ons om een goede daad te doen in ons dagelijks leven. laten wij daarom even kijken naar de realiteit om ons heen. Wat zien wij? Welke realiteit komen wij tegen? Zijn er medemensen die ons nodig hebben? Wat is ons antwoord als wij worden geroepen om hen te helpen? De heilige Jakobus in zijn brief zegt: “zoals het lichaam dood is zonder de ziel, zo is het geloof dood zonder de daad”. Ons geloof is niet genoeg om te praten maar wij moeten dat in onze praktijk brengen. Voeten en handen geven is belangrijk om onze liefde te manifesteren.


De oproep om Gods wil te verrichten is niet altijd makkelijk want het vraagt om oprechtheid, zelfs overgave, medeleven en medelijden. Wij zijn gevraagd om dat te doen zonder beloning te hebben en om in vrijheid en vrede te verrichten. Jezus wil dat wij dat doen met onze grote liefde, zoals Jezus zijn liefde aan ons heeft gegeven.


Het leven is een keuze. God biedt ons zijn redding aan. Wij mogen kiezen of wij zijn aanbod willen ontvangen of niet. De scheiding zoals wij in het evangelie hoorden is niet de wil van God. Dat is de consequentie van onze keuze. De mensen die naar Gods woord luisteren en het in praktijk brengen gaan naar het eeuwig leven. Maar dat betekent niet dat God de vernietiging wil van degenen die zijn wil niet willen verrichten. Ezechiël in zijn boek laat ons weten wie God is. Hij is de goede Herder. Zoals een herder zoekt Hij altijd naar de verlorenen. Hij wil dat niemand verloren gaat. Hij is de barmhartige God die wil dat iedereen wordt verlost.


Elke dag is het moment waarop God ons roept en leidt tot zijn koninkrijk. Het koninkrijk van God is de plaats waar Jezus het heelal regeert met liefde, want zijn wapen is de liefde. Als we het over het koninkrijk van God hebben, hebben we het over gerechtigheid, waarheid, vrede, elkaar liefhebben, elkaar vergeven, elkaar helpen, voor elkaar respect hebben, liefde en zorg voor het milieu en de natuur. Het koninkrijk van God is een plaats voor iedereen, waar de mensen leven als broeders en zusters. Waar liefde is, daar is God.


Simon Taa o.carm.


33ste zondag door het jaar


Spreuken 31, 10-13, 19-20, 30-31


Mat 25, 14-30


“Ik ben een klein potlood in Godshand, de schrijver die de liefdesbrief stuurt naar de wereld”. Deze zin is gekomen uit de mond van moeder Teresa van Calcutta. Zij heeft zich toegewijd aan de armen, de zieken en de verlatenen in Calcutta. De mensen begrepen niet waarom zij dat wilde doen. Sommigen vroegen zich af hoe moeder Teresa dat kon doen. Het was beslist geen makkelijke opdracht. Zij heeft heel veel geleden. Maar zij geloofde dat zij het instrument van God was. Daar kwam haar kracht vandaan.


Wat moeder Teresa heeft gezegd is volgens mij interessant om te bezinnen als wij het evangelie van vandaag lezen. Jezus maakte een gelijkenis om zijn leerlingen uit te leggen wat het koninkrijk van God was. Als wij de lange tekst van het evangelie lezen, komen wij een verhaal tegen over iemand die zijn bezit aan zijn drie dienaars toevertrouwde. De eerste kreeg 5 talenten, de tweede 2 talenten en de derde één. De eerste die 5 talenten had gekregen ging er mee handelen en hij verdiende er vijf bij. De tweede verdiende er twee bij. Dat betekent dat zij twee keer zoveel hebben verdiend. Maar de derde deed het anders. Hij ging een gat graven en hij zette daar het geld van zijn heer in. Dus die talent bleef één. Daarom mochten die eerste twee dienaars in de vreugde van de heer binnen komen.


Zusters en broeders


Zoals moeder Teresa zijn wij ook geroepen om de genade van God te verspreiden. Moeder Teresa is één van de mensen die de talenten hebben vermenigvuldigd. Zij heeft ons geleerd dat het leven een geschenk is. Alles hebben wij gratis gekregen. Dus volgens mij spreekt deze gelijkenis over de oproep van God om aan Zijn koninkrijk deel te nemen. In het begin van Zijn verkondiging zei Jezus: “het Koninkrijk van God is gekomen”. Iedereen is uitgenodigd om binnen het Koninkrijk te komen. Maar wij zijn allereerste niet geroepen om het Koninkrijk van God te genieten. Wij zijn gevraagd om het Koninkrijk samen op te bouwen in ons samen leven. Daarom is het vermenigvuldigen van talenten een manier waarop wij deelnemen aan het opbouwen van het Koninkrijk van God.


Wat het mij opvalt van deze gelijkenis is dat God op ons vertrouwt. Hij kent ons goed; meer dan wij onszelf kennen. En Hij weet dat wij zijn genade kunnen verspreiden. Daarom vertrouwt Hij zijn genade aan ons toe om zijn genade te vermenigvuldigen.


God geeft aan iedereen bekwaamheid waarmee wij kunnen delen wat wij hebben gekregen. Iedereen heeft eigen talenten en wij zijn gevraagd om die talenten niet onder de grond te begraven. De vraag is: Wat zijn de talenten die wij moeten vermenigvuldigen? Volgens mij zijn ze onze liefde, aandacht, vermogen, onze tijd, onze vreugdevolle en bemoedigende aanwezigheid midden in het samen leven, enzovoort.


Mogen wij ons leven kunnen delen met elkaar. Jezus heeft ons laten zien hoe wij ons leven waardevol kunnen maken. Hij heeft zijn leven gegeven als het teken van zijn liefde. Dat betekent dat ons leven zinvol is als wij ons leven aan anderen geven. God vertrouwt op ons als Hij zijn genade aan ons toevertrouwt. In de Naam van God verspreiden wij zijn genade zodat iedereen de liefdevolle aanwezigheid van God kan zien en ervaren. Wij zijn de potloden in Godshand waarmee God zijn liefde in de wereld schrijft.  


Simon Taa o.carm.


32ste zondag door het jaar


Deze overweging zou ik willen beginnen met een citaat uit psalm 36: “Hoe kostbaar, God, is uw liefde: goden en mensen mogen schuilen onder de schaduw van uw vleugels. […]  Ja, bij U is de bron van het leven; omdat U licht geeft, zien wij licht.”


Aan die psalm moest ik denken toen ik wat ging mijmeren over de lezingen van vandaag. “Omdat U licht geeft, zien wíj licht”.


Gelukkig had ik dit houvast. Want, ik weet niet hoe het U vergaat, als u deze lezing uit het evangelie hoort. Ik heb de neiging om mij nogal te ergeren aan die zogenaamde verstandige bruidsmeisjes die eerst voor zichzelf zorgen en dan die andere meisjes behoorlijk hardvochtig aan hun lot overlaten. Is dat nou een christelijk verhaal? En dan wordt als klap op de vuurpijl ook nog de deur dichtgeslagen. Is het niet juist de christelijke boodschap dat er toch altijd verandering mogelijk is en dat niemand in de kou wordt gezet?


Jezus begint de parabel met: 'Het is met het Rijk der hemelen als met…’ Maar wat is het Rijk der Hemelen? Vaak wordt het opgevat als iets dat er is na ons aardse leven. Dan zou het betekenen dat wij in ons aardse leven ons best moeten doen om waakzaam te zijn. Het moment dat het bruiloftsfeest begint en er mensen buiten de deur blijven staan, is dan iets dat na onze dood gebeurt: feest of in de kou staan, gelukzaligheid of tandengeknars. Maar gaat het bij het Rijk der Hemelen daarom? Gaat het over zoiets als ‘hemel en hel’?


Jezus zegt in het evangelie volgens Matteüs ook dat het Rijk der Hemelen heel dichtbij is en dat we het moeten zoeken alsof het een prachtige parel is en dat het is als een mosterdzaad dat hoog opgroeit  of als zuurdesem dat alles doortrekt. Dat gaat dus niet alleen om iets dat nog moet komen, nee, het is er al, maar we zien het niet altijd; het is dichtbij, maar onze ogen zitten dicht, we zien Gods licht niet.


Toen ik wat onderzoek deed naar deze lezing, kwam ik erachter dat het Griekse woord dat in de evangelielezing wordt vertaald met ‘dom’ van ‘de domme bruidsmeisjes’, volgens het woordenboek ook ‘zonder God’ kan betekenen. Als het om het Rijk der Hemelen gaat wordt dan de belangrijke vraag: Zien wij de mensen en de dingen om ons heen in het licht dat God is?


Wij weten allemaal: Als mensen naar iets kijken, bv. naar een pasgeboren kind of het ontluikende groen in het voorjaar of naar twee mensen die van elkaar houden: de één ziet een biologisch verschijnsel, een chemisch proces in de hersenen van mensen, de ander kijkt moralistisch, op de wijze van mag het wel of niet, maar nóg een ander ziet het wonder van het leven, dat altijd maar doorgaat. Die ziet iets van Gods scheppende liefde, of het geheim van de liefde, dat zo diep is en zo ver gaat dat het direct naar God verwijst.


Hierbij gaat het natuurlijk niet om gelijk of ongelijk. Nee, het gaat erom dat al die mensen ánders kijken.


Jezus zegt in het evangelie volgens Matteüs ook dat wij moeten worden als de kinderen om het Rijk der Hemelen in te gaan. Kinderen kunnen nog zó kijken dat ze het wonder van de dingen zien. Ik hoorde van een kind dat tegen opa zei, toen de auto helemaal bedekt was met herfstbladeren: ‘Kijk eens opa, hoe mooi die boom onze auto heeft versierd!’ Opa kon op dat moment eigenlijk alleen maar zien dat hij de auto weer schoon moest maken. Maar zijn kleinzoon vertelde hem dat hij ook anders kon kijken. Een kind ziet Gods licht nog overal, de wereld is vol van wonder en schoonheid.


Maar ja, hoe kunnen wij worden als de kinderen, hoe kunnen wij meer voeling krijgen voor Gods aanwezigheid in ons en onder ons; voor het wonder dat wij bestaan en dat wij elkaar en de schepping geschonken zijn?


Misschien kunnen we toch iets met het beeld van de lampenolie. We kunnen immers onze lampen, onze innerlijke blik voeden, olie geven, waardoor er een ander licht op de dingen kan vallen. Met dat voeden bedoel ik bewust, in ons, het besef toelaten dat God midden onder ons is, hier en nu. Dat Hij ín ons is. Wij kunnen, zoals de eerste lezing over de wijsheid zegt, erover peinzen; we kunnen erbij bidden. We kunnen een stukje van zo’n psalm lezen: ‘Ja, bij U is de bron van het leven; omdat U licht geeft, zien wij licht.’ Misschien, hopelijk, worden dan langzamerhand onze ogen bijgesteld en gaan we door een andere bril kijken en zien we steeds beter het Rijk der Hemelen dat er ís, hier en nu én tot in eeuwigheid. Bidden wij, dat die diepe wijsheid ons steeds meer eigen zal worden. Amen.


 


Zuster Susan van Driel o.carm.


 


WoCo 5 november 2023 Thema: Dienaar van dezelfde Vader


1e lezing Maleachi 1,14b – 2,2b. 8-10 Evangelie Mattheüs 23, 1-12


In de tijd dat ik een klein meisje was, was het heel gewoon dat er op het platte land marskramers van allerlei pluimage aan de deur kwamen, de achterdeur wel te verstaan. Ze waren echter niet altijd even welkom en tegen de kinderen werd dan door moeder nog weleens gezegd: ‘Zeg maar dat ik niet thuis ben’. De boodschap werd dan wel eens heel letterlijk doorgegeven: ‘Ik moet van ons moeder zeggen dat ze niet thuis is’.  Zo werd onbedoeld een leugentje om bestwil onderwezen. Er werd een dubbel signaal afgegeven. 


De Schriftgeleerden en Farizeeërs gaven in de tijd van Jezus ook een dubbel signaal af. Ze onderwezen de regeltjes van de wet - dat was hun taak – en dat was goed, zegt Jezus maar ze leefden er gewoonweg niet naar, ze brachten ze zelf niet ten uitvoer en dát was een kwalijke zaak; dáár valt Jezus over, zo hoorden we zojuist in de Evangelielezing.


Die regeltjes dat waren er heel wat. Het hele orthodoxe Joodse leven was - en is - er mee doortrokken. Het was en is om de heiligheid van God te benadrukken maar ook om de zorgzame en liefdevolle relatie God - mens in stand te houden en een onderlinge eenheid te bewaren.


Hier in de kerk vinden we ook attributen om Gods bijzondere heiligheid aan te geven. Daarom liggen de hosties op een gouden of meestal verguld schaaltje of zitten in een gouden kelk, en is er een tabernakel en een mooie godslamp. Lopen we met de vaart met een geconsecreerde hostie in een kostbare monstrans door de Boxmeerse straten, kunnen we hier vieringen houden in een monumentale basiliek. Dat is een uiterlijke kant van het geloof, een zichtbaar plaatje, een hulpmiddel om de geloofsmotivatie vast te houden.


Maar waar het in feite om draait is de binnenkant van ons geloof met de liefdevolle uitwerking in het leven, die de springplank is in het leven van alle dag. Het gaat om de eerbied, het ontzag en de liefde voor God de Vader en het leven dat aan ons gegeven is én elkaar daarbij helpen dat mogelijk te maken. Daarom komen we hier samen als kinderen van dezelfde hemelse Vader om de kostbare levensdraad straks buiten de kerk verder gestalte te geven. Daar draait het niet meer om gouden schaaltjes en kostbare kledij. 


De Schriftgeleerden en Farizeeën waren de kostbare levensdraad met God de Vader kwijtgeraakt. Ze dachten daarvoor in de plaats andere kostbaarheden gevonden te hebben: ze wilden bij de mensen opvallen door hun religieuze kledij aan te passen, ze wilden graag ereplaatsen bij openbare gelegenheden en gegroet worden op de markten en trots genoten ze daarvan. Het had niks meer te maken met dienaar zijn van de Allerhoogste in zijn koninkrijk. Jezus waarschuwt daarvoor: ruil je Godsrelatie niet in voor uiterlijke korte termijn genoegens. Niks mis met elkaar groeten en mooie kleding of ereplaatsen maar niet om alle eer en aandacht naar onszelf te trekken en onze levensopdracht daardoor te verwaarlozen en zelfs te verliezen. Dan ontstaat de leugen dat God de Vader niet belangrijk is in het leven of zelfs niet bestáát en wordt onze geloofsrelatie geblokkeerd. Dat heeft ook gevolgen voor onze omgeving. 


Ja, ook aan ons is op een of andere manier een voorbeeldfunctie gegeven in ons Christen zijn, hoe klein of onbeduidend het ook lijkt. En soms denken we wel eens: Wat bakken we er nou van? Stellen we ons de vragen:


‘Geven ook wij dubbele signalen af?’


‘Is ons zeggen en doen uit één stuk?’


‘Geven wij thuis als er een beroep op ons wordt gedaan?’


Is God de Vader belangrijk voor ons?


We realiseren het ons niet altijd - en dat hoeft ook niet - maar zo’n lezingen als vandaag doet naar mijn idee, ons stil staan bij ons doen en laten. Vrijwel dagelijks of misschien wel iedere dag bidden we het Onze Vader en dat gebeurt wereldwijd en toch is het op vele plekken een vredeloos rommeltje in de wereld. Jezus’ woorden mogen dan naklinken in onze oren: 


 Neem daar geen voorbeeld aan, kijk naar jezelf en probeer volgens Gods leefregels dienaar te zijn.


Dien in vrede, liefde en met respect God en je naasten want we zijn allemaal kinderen van dezelfde liefdevolle hemelse Vader


die in al z’n heiligheid een innige Vaderlijke relatie met ons wil. Naar mijn idee geeft Jezus ons vandaag – als dienaar van God de Vader –


een boodschap van ondubbelzinnige eeuwige Leefkracht. Amen


Betzie Brakels. Werkgroep Woord- en Communievieringen


 


Overweging Allerzielen 2023


 


Het afgelopen jaar, u zult het straks zien op het gedachtenisprentje van onze parochie, hebben velen van ons te maken gekregen met het afscheid van een dierbare. Soms was dit verwacht, soms onverwacht. Maar hoe de dood ook in ons leven kwam, het zette voor ieder die er als naaste bij betrokken was, het leven op zijn kop. Hoe sterker de verbondenheid, des te intenser is de pijn, het verdriet en het gemis.


We weten allemaal dat de dood bij het leven hoort. Maar als ze dichtbij komt, verandert er heel veel. En dan heb je als naaste niet zoveel aan woorden als ‘hij is goed af’ of ‘gelukkig heeft zij niet verder hoeven te lijden’. Natuurlijk, vaak zijn die woorden goedbedoeld en bieden ze misschien voor dat ogenblik een beetje troost. Maar afscheid nemen van iemand die je dierbaar is, doet bijna altijd veel pijn.


Ooit vertelde mij iemand dat er voor hem geen dag voorbijgaat dat hij niet denkt aan zijn overleden vrouw. Hij wees naar haar foto die op een mooi plekje in de kamer stond met er naast een vaasje bloemen en een waxinelichtje dat hij zo af en toe aanstak. “Iedere keer als ik thuis kom, voel ik de leegte,’ vertelde hij, ‘dan voel ik dat zij er niet meer is en dan vertel ik bij haar foto wat ik heb meegemaakt. Het is nu al weer drie jaar geleden, en ik mis haar nog elke dag. Maar als ik bij anderen ben, praat ik daar liever  niet meer over, - ik ben bang dat ze zullen  denken: daar heb je hem weer. Dus probeer ik maar gewoon gezellig te doen, dat lijkt me het beste”.


‘Het leven gaat door’, wordt er wel eens gezegd. Dat kan zo zijn, maar voor deze man die het gemis nog elke dag scherp voelt, is dit niet vanzelfsprekend. En het is ook niet waar dat het verdriet om het afscheid van een dierbare voor gelovige mensen minder zwaar zou zijn dan voor andere. Het afscheid is ook voor wie gelovig is niet minder hard. De pijn van het gemis is voor veel mensen in het dagelijkse leven een harde werkelijkheid. Gelukkig kunnen we elkaar wél bemoedigen. En het kan troostend zijn als bij het afscheid en daarna mensen op een fijngevoelige manier een woord spreken van geloof, hoop en liefde en van toevertrouwen aan God.


Pastor Marinus van den Berg heeft dit ooit mooi onder woorden gebracht in een gedicht; hij noemde het: 


“Jij die niet onverschillig blijft”.


Jij die niet toekijkt maar mij aankijkt, jij maakt het verschil.


Jij die doet wat je belooft, jij maakt het verschil.


Jij die laat merken dat je aan mij denkt, jij maakt het verschil.


Jij die niet zegt: ieder voor zich en God voor ons allen, jij maakt het verschil.


Jij die begrip toont voor de moeite van mijn onmacht, jij maakt het verschil.


Hij had dit gedicht ook “Aandacht” kunnen noemen. Want dát is waar dit gedicht over gaat. Aandacht is even onmisbaar als liefde. Aandacht is voedsel voor de ziel, las ik ergens. In onze parochie proberen we de ziel te sterken door een aandachtige ziekenzalving, door een goed verzorgde afscheidsviering, door een  persoonlijke herdenking in de zondagse liturgie… En vandaag bij de herdenking van Allerzielen: door aandacht te geven aan het verdriet dat velen van u soms voelen en door te luisteren naar het woord van Jezus dat ons zegt dat Hij een God van levenden is en blijft. Zo houden we elkaar vast en wijzen we elkaar de weg naar een verder…


Het hele jaar door brandt hier in ons midden in elke viering de paaskaars. Het licht van de verrezen Heer, Jezus Christus. Een teken dat hij ons met zijn Licht ook in moeilijke tijden hoop wil geven. De paaskaars: een herinnering aan wat hij van zichzelf zei: “Ik ben de verrijzenis en het leven. Wie in Mij gelooft, zal leven, ook al is hij gestorven”.


Ik wil sluiten met het gedicht dat op de gedachteniskaartjes van vandaag staat.


De horizon van ons leven


laat altijd weer onze eindigheid zien.


Door de ervaring van verlies,


bij ieder overlijden van een dierbaar mens


voelen we ons soms meer en meer gehavend.


Wij blijven echter wachten


op een verder, achter de horizon.


Zoals het licht van de zon


iedere dag opkomt en ondergaat, -


zo wijst Christus ons op de liefde van de Vader


die het werk van Zijn handen


nooit verloren laat gaan. 


Amen


 


Ben Wolbers o.carm., pastor-teamleider


 


Overweging bij de opening van de Synode 'Naar een luisterende Kerk'


Sint Petrus basiliek – Boxmeer – 1 oktober 2023


lezingen: Filippenzen 2, 1-11 en Matteüs 21, 28-32


begroeting en inleiding


Wij staan aan de vooravond van een bijzondere gebeurtenis in onze Kerk. Aanstaande woensdag, 4 oktober, opent paus Franciscus in Rome een nieuwe bisschoppensynode, een kerkvergadering van heel de wereldkerk. Eigenlijk is bisschoppensynode niet meer het goede woord. Want er zullen ook leken deelnemen, mannen én vrouwen, overal vandaan, die ook allemaal stemrecht hebben, - en dat is echt helemaal nieuw. Iedere genodigde, bisschop of leek, is volwaardig lid van de synode. De paus wil dat zoveel mogelijk mensen uit onze Rooms-Katholieke Kerk meedenken over hoe het verder moet met onze Kerk. Het thema van deze synode geeft dit ook aan: 'op weg naar een luisterende kerk'. We zijn deze maand dus getuige van een heel bijzondere ontwikkeling in onze kerk. Daarom willen wij in deze viering uitdrukkelijk aandacht aan besteden aan de komende synode en vandaag bidden dat God deze unieke kerkvergadering over de toekomst van onze hele kerk zal zegenen.


overweging


Een jaar geleden hebben wij hier samen met de meeste parochies in ons bisdom aandacht besteed aan de voorbereiding van de grote synode die aanstaande woensdag zal starten. In het jaar dat volgde, is die voorbereiding op verschillende niveaus ter hand genomen: in parochies, ook in de onze, in kloosters en in bisdommen en in allerlei andere groepen, - in de hele wereld.


En nu is het dan zover. De komende woensdag komen ze voor het eerst bij elkaar: niet alleen zoals bij vorige synodes voornamelijk bisschoppen, maar ook leken, mannen én vrouwen uit de hele wereld. Samen vormen zij de synode en samen zullen zij spreken over de toekomst van de kerk. En zoals gezegd: zij hebben állen stemrecht. Het woord synode wordt dus nu in zijn letterlijke betekenis gebruikt:  'gezamenlijke weg'. Het is echt de bedoeling dat onze Kerk een gemeenschap wordt waarin wij als gelovigen gaan ervaren dat we samen op weg zijn. Paus Franciscus heeft ook aangegeven in welke richting wij als Kerk moeten gaan. Hij hoopt en bidt dat wij samen toegroeien naar een luisterende Kerk.


Ik zou nog even met u willen kijken naar de brief van Paulus aan de Filippenzen en het evangelieverhaal. Als Paulus in onze tijd zou geleefd hebben dan zou hij zijn brief zondermeer aan de komende synode gestuurd kunnen hebben. Hij schrijft: 'Jullie moeten jezelf niet beter vinden dan een ander, niet opscheppen over jezelf, bescheiden zijn en beseffen dat een ander soms belangrijker kan zijn dan jullie'. En dan komt er iets heel belangrijks. 'Bedenk wat Jezus gedaan heeft', zegt Paulus, 'daaraan kun je zien hoe je met elkaar om moet gaan. Jezus Christus was aan God gelijk, maar hij vroeg niet om de hoogste macht en eer voor zichzelf. Nee, hij gaf zijn hemelse positie op. Hij kwam als mens op aarde. En hij leefde hier een leven van volkomen dienstbaarheid'.


Tot zover Paulus. In het evangelie hoorden we Jezus zelf aan het woord. Jezus heeft het erover dat ons 'ja' tegenover God én ons 'ja' tegenover onze medemensen ook een écht 'ja' moet zijn. En als wij soms geneigd zijn 'nee' te zeggen op een vraag om hulp van onze naaste of van God, laten we ons dan bedenken en ons 'nee' omzetten in een 'ja'. Voor mij betekent dit 'ja' tegenover God, dat je tegen Hem zegt: 'U bent welkom met uw vragen aan mij. Ik wil naar U luisteren'. En het 'ja' tegenover onze medemensen: jullie zijn welkom met je vragen aan mij; ik zal proberen te verstaan wat je bedoelt en wat je nodig hebt'. En dan het 'nee'. Het 'nee' waarover Jezus spreekt is het 'nee' van de afweer en het 'nee' van de weigering; daarvan vraagt Jezus dat we alsnog luisteren naar wat een ander nodig heeft en van ons 'nee' toch nog een 'ja' maken.


Beide lezingen passen vandaag heel goed bij een bezinning over een luisterende Kerk. Een luisterende kerk is een Kerk waar mensen terecht kunnen met hun vragen, hun zorgen en hun angsten. Voor zo'n Kerk  pleit onze paus in zijn aankondiging van de synode. We horen hem in zijn wekelijkse toespraken regelmatig zeggen dat té veel mensen zich afkeren van de Kerk omdat ze het gevoel hebben dat er niet naar hen geluisterd wordt. En dan mogen wij volgens mij bij voorbeeld denken aan de moeilijkheden en conflicten die er in ons land ontstaan rond kerksluitingen en fusies van parochies. Het is voor de Kerk, niet alleen voor Kerk van Nederland, maar de Kerk over de hele wereld van levensbelang dat ze meer en beter leert luisteren naar wat er leeft onder de mensen.


Het is zeer hoopvol dat de paus het heeft aangedurfd zo'n immense synode bij elkaar te roepen. Maar het is ook spannend. Want zou onze Kerk die toch behoorlijk hiërarchisch is... en die vanouds toch sterk gericht is op regels en voorschriften... nu toe kunnen groeien naar een open, milde en luisterende gemeenschap? Een gemeenschap waarin iedereen welkom is, ongeacht rang of stand, geslacht of geaardheid, en waarin ook plaats is voor mensen die het niet zo zeker weten of zoekend zijn? Een gemeenschap ook waarin plaats is voor de grote verschillen in geloofsbeleving, geloofscultuur en geloofstradities?  Zou onze Kerk een gemeenschap kunnen worden waarin wij rustig naar elkaar luisteren zonder meteen een oordeel klaar te hebben, - leken en ambtsdragers, vrouwen en mannen, professionals en amateurs, geleerde en minder geleerde mensen? Zou onze Kerk weer iets terug kunnen krijgen van haar allereerste begin: een gemeenschap die van harte 'ja' zegt tegen een leven zoals Jezus Christus dat heeft voorgeleefd? Laten we daar mét paus Franciscus op hopen en voor bidden. 


Ben Wolbers o.carm. pastor-teamleider


Overweging oecumenische viering Vredeszondag


Ik wil beginnen met een Joods verhaaltje:


 


Op zekere dag kwam God tot de conclusie


dat er maar een nieuwe zondvloed moest komen,


en wel één zonder ark, zonder duif, zonder overlevenden.


Hij zond een engel naar de aarde


om dit besluit bekend te maken.


Eerst kwam de engel bij de paus.


De paus zei: ‘God is almachtig,


tegen zijn oordeel mogen we ons niet verzetten’.


Toen ging de engel naar een leider van de moslims.


Die zei: ‘De wil van Allah moet geschieden’.


Tenslotte bezocht de engel de joodse opperrabbijn.


De rebbe dacht lang na en zei:


‘Het is waar, we hebben gezondigd,


maar om te leren leven


onder tien meter water zal nog niet meevallen’.


 


Ik begin met dit verhaaltje, omdat het zo mooi vertelt hoe het joodse volk in het leven gelooft. Er is geen volk dat zo heeft geleden. Maar er blijft vertrouwen, vertrouwen in het leven; vertrouwen dat het leven tóch verdergaat.


In de evangelietekst die wij zojuist in twee delen hoorden voorlezen,


vragen een man en een vrouw om hulp. De man vraagt om leven voor zijn dochter. Hij is een hooggeplaatst en machtig man, een overste van de synagoge. Een man van aanzien. Hij is echter niet opgewassen tegen de dood, de dood van zijn kind.


De tweede die een beroep op Jezus doet is een vrouw die aan bloedvloeiingen lijdt. Met haar bloed stroomt langzaam het leven uit haar weg. In het boek Genesis staat immers geschreven dat de ziel, het leven, in het bloed is. Zowel haar vrouw-zijn als haar kwaal maken haar sociale positie uiterst kwetsbaar, de voorschriften voor de menstruerende vrouw moet zij altijd in acht nemen. Zij wordt daarmee feitelijk een onaanraakbare. Daarom raakt ze Jezus zo aan dat Hij haar niet kan zien en alleen zijn mantel, want anders wordt ook Hij onrein. 


Een man van aanzien en een vrouw aan de rand van de samenleving. Toch hebben zij iets heel belangrijks gemeen. Zij zijn beide in een uitzichtloze situatie. De vrouw is overal om hulp geweest. Grote sommen geld heeft zij uitgegeven om maar van haar kwaal af te komen. De synagogebestuurder kan niets beginnen tegen de ziekte die zijn dochter in de greep heeft en die haar leven bedreigt.


Er is geen mens op deze aarde die zich niet kan herkennen in deze mensen. Wij allen maken vroeger of later mee dat er krachten zijn waar wij machteloos tegenover staan. Dat hoeven niet eens die grote machten als ziekte en dood te zijn. Er is zoveel dat wij niet willen of ánders willen. Wij werken met alle macht om dingen te veranderen. Dat is goed, maar we staan toch zó vaak machteloos; machteloos tegenover de wil van andere mensen, tegen de bewegingen van de tijd en veranderende culturen, tegenover de natuur ook. Onmachtig, ook al willen we dat per se niet.


In de lezingen die we zojuist hebben gehoord wordt ons echter verteld dat onze onmacht toch niet het eind van het verhaal is. Er is in ons mensen een kracht waardoor wij tóch blijven uitreiken naar het leven.


Die man en die vrouw in het evangelieverhaal herkennen in Jezus de levengevende kracht van God en het is ze gegeven om daarop te vertrouwen.


Op de bodem van wat zij zelf kunnen dóen, geloven ze in het leven.


Natuurlijk niet leven als biologische gegeven, maar Leven met een hoofdletter; Leven dat uit Liefde komt; liefde die iets of iemand tot de volheid van bestaan wil brengen. Tegen alles in, want de omstanders zeggen tegen Jaïrus dat het geen zin meer heeft. Zij hebben een zgn. 'realistische' kijk op de gebeurtenissen. Wat kun je nu beginnen tegen de  dood? ‘Wees niet bang, blijf vertrouwen', zegt Jezus tegen Jaïrus.  'Mijn dochter, uw vertrouwen is uw redding', zegt Jezus tegen de vrouw.


Wat is dan die redding?


Ja, natuurlijk het dochtertje van Jaïrus komt in het verhaal tot leven en de vrouw kan weer een normaal sociaal leven gaan leiden. Maar is dat álle redding? En wij? Hoe kan vertrouwen ónze redding zijn?


Nog niet zo heel lang geleden hoorde ik iemand zeggen: ‘Vertrouwen, wat moet ik er mee.’ Tja, wij móeten er niets mee. Maar is het niet het niet vertrouwen in de liefde die God ís - tegen alles in,  tegen alles wat het leven kan brengen, en wij aan nieuwsfeiten krijgen voorgeschoteld - is het niet vertrouwen dát wat bij uitstek onze bestaansangst kan genezen; is het niet dát wat daardoor de liefde ín ons een kans kan geven? Liefde, voorbij de angst die grenzen en voorwaarden opwerpt waarmee we onszelf willen beschermen; allerlei beschermende afweer die ons afscheidt van elkaar: waarmee we vluchtelingen de zee opsturen, onszelf bewapenen met wapens waarmee we de hele aarde kunnen vernietigen; maar ook gewoon heel dichtbij elkaar laten weten: Jij hoort er niet bij als we Avondmaal vieren of de communie delen.


Vertrouwen, geloof, is dé innerlijke kracht die de liefde oproept. Als de vrouw in het evangelieverhaal de mantel van Jezus aanraakt, raakt ze zijn volkomen vertrouwen in de Vader aan en dat kan ze alleen uit kracht van de vonk van haar eigen geloof.


‘Zoals een mantel om mij heen geslagen, zo is mijn God, ik zoek zijn aangezicht’, zongen wij zojuist. ‘In Hem leven wij, bewegen wij ons en zijn wij, lezen wij bij Paulus én bij Titus Brandsma. Beide mensen dus met héél veel geloof.


Dáár is het leven, de mantel der liefde, zeggen deze woorden, ís er.


Dat wij daarop blijven vertrouwen. Amen.


Zr. Susan van Driel o.carm.


Vredesweek 2023 – overweging bij Mattheüs 18,21-35


inleiding


Vandaag vieren we vredeszondag. Heel toepasselijk horen we vandaag  in de evangelielezing Jezus spreken over vergeving en verzoening. Dit naar aanleiding van een vraag van Petrus. “Als iemand tegen mij misdaan heeft, hoe vaak moet ik hem dan vergeven?”


Ik denk, dat dat ook dikwijls ónze vraag is. “Hoe vaak moet ik of kan ik iemand eigenlijk vergeven? Wanneer houdt dat op? Of houdt het nooit op?" Die vraag lijkt me een heel belangrijke, niet in de laatste plaats in verband met vredeszondag. Zeker op grotere schaal, waar het gaat over conflicten tussen groepen, volken of landen, is die vraag zo mogelijk nog dringender: “Hoe vaak moeten we met elkaar opnieuw beginnen? Of mag er een keer een einde komen aan het geduld?”


In het evangelie verwijst Jezus Petrus en ons naar God: “Kijk, hoe Hij het zou doen!” En dan vertelt hij een parabel waarin we ons zeker zullen herkennen. We bezinnen ons vandaag op het evangelie en op Vredeszondag.


overweging


Vandaag helpt Jezus ons om stil te staan bij iets waar we allemaal op zijn tijd wel mee te maken krijgen: schuld, zonde, kwaad, vergrijpen, fouten, schendingen, bedrog, misdaden… we komen het allemaal wel tegen in ons eigen leven, in onze eigen omgeving en in onze wereld. En als het gaat over ons eigen leven dan zijn die bekende woorden van Paulus heel toepasselijk: “Ik begrijp mezelf niet. Het goede dat ik zou willen doen, doe ik niet. Het kwade dat ik niet wil, doe ik juist toch.” Goed en kwaad, schuld en onschuld, - ze lopen meestal door elkaar. Iedereen kent dat.


Dat betekent dat we allemaal vroeg of laat ook wel met die vraag van Petrus te maken krijgen: 'Heer, hoe vaak moet ik eigenlijk iemand vergeven als die iets tegen mij misdaan heeft? Zeven keer zal toch wel voldoende zijn?'. 'Nee, niet zeven, maar zeventig maal zeven keer'. En als Jezus dat zo zegt, dan bedoelt hij beslist iets anders dan 490 keer...


Tot nu toe hebben we het nog over vergeving op het onderling persoonlijke vlak. Maar als het gaat over conflicten en kwaad op grotere schaal, over moeilijke of ook misdadige verhoudingen tussen groepen, volken of landen: is daar vergeving mogelijk? hoe vaak moeten we daar met elkaar opnieuw beginnen?


Als ik het evangelieverhaal van vandaag tot me door laat dringen dat is meteen al mijn eerste conclusie dat we moeten proberen aansluiting te vinden bij de vergeving waar Jezus vandaag met zijn lange verhaal naar verwijst. Eigenlijk zijn het twee verhalen, twee parabels.


In de eerste vertelt Jezus over een koning die een van zijn dienaren een enorme schuld kwijtscheldt. Een onvergefelijke schuld. Onmogelijk terug te betalen. Maar die koning laat zijn hart spreken. Onbegrijpelijke goedheid, zullen wij zeggen. Maar, zo zegt Jezus, zo is God. Onbegrijpelijk goed.


In de tweede parabel  gaat het over de kleinzieligheid van de dienaar van wie we zojuist hoorden dat hij bevrijd was van een enorme schuld. Terwijl hij toch aan den lijve had ondervonden hoe fantastisch het was om zo'n grote schuldenlast kwijt te zijn, was hij niet in staat om een collega voort te helpen met een paar euro. Onmogelijke domheid. Onbegrijpelijke zieligheid.


We horen vandaag een belangrijke levensles, zowel voor ons persoonlijke leven als  voor onze kijk op de internationale verhoudingen. Die les is: dat ons leven pas echt zinvol wordt wanneer we telkens opnieuw tot ons door laten dringen hoe sterk en hoe krachtig de liefde en de goedheid van God zijn.


Ik wil hier graag aanhalen wat het vroegere Pax Christi, tegenwoordig heet het kortweg Pax, - dus wat Pax hierover zegt. Blijvende vrede begint hier in Nederland bij onszelf, bij een samenleving waarin ieder mens een stem heeft. Bij een eerlijke en rechtvaardige verdeling van macht. Bij zeggenschap voor de plaatselijke gemeenschappen. Met andere woorden: bij sterke democratische waarden en instituten. Pax vraagt ons daar vooral met de komende verkiezingen op te letten. Want ook bij ons staan de democratische waarden onder druk. Steeds meer mensen wantrouwen de rechtstaat, de politiek, de media. En er is veel haat en geweld. En daar moeten we iets mee. Want hoe kunnen we in buitenlandse conflictgebieden aan vrede en veiligheid bouwen, als de basis waarop ons eigen land is gebouwd wordt verzwakt door wantrouwen en onrechtvaardige verhoudingen?


En daarom nu nog even terug naar de vraag van Petrus. 'Heer, hoe vaak moet ik eigenlijk iemand vergeven die iets tegen mij misdoet? Tot zeven keer toe?' 'Nee', zegt Jezus, 'niet zeven, maar zeventig maal zeven keer'. Niet te tellen zo vaak dus. Eigenlijk vraagt hij ons dus om ons te spiegelen aan de liefde en de goedheid van God. Wie die liefde en die goedheid tot zich door laat dringen heeft al een mooie bouwsteen voor de vrede te pakken. Amen


Pastor Ben Wolbers o.carm. pastor-teamleider


 


Op woensdag 20 september heeft in de Petrusbasiliek in Boxmeer de uitvaart plaatsgevonden van Broeder Frans Hilckmann, die op donderdag 14 september in het Karmelklooster te Boxmeer overleed. Pastor Ben Wolbers o.carm. heeft tijdens de afscheidsviering de overweging gehouden.


In 1967 werden Frans en ik huisgenoten in ons klooster in Oss. We hadden nog nauwelijks kennisgemaakt met elkaar toen we samen met een aantal andere medebroeders de inboedel van het oude klooster aan de Molenstraat moesten verhuizen naar het nieuwe klooster aan de Verdistraat. We kwamen te praten over onze roeping. Hoe ben jij eigenlijk bij de Karmel gekomen, vroeg ik. "Ja, dat zit zo", zei Frans. "Ik was misdienaar in de Karmelparochie van Nijmegen. De pastoor, pater Cyrillus, kwam nogal eens bij ons thuis. Toen heeft mijn moeder aan hem gevraagd of de karmelieten nog een plaatsje voor mij hadden. Cyrillus heeft toen gezorgd dat ik werd aangenomen".


Tot zover het gesprekje. Het is me altijd bijgebleven. Uit die eerste heel eenvoudige vraag zag ik in de loop van míjn kloosterjaren bij hem een prachtige kloosterroeping geboren worden.


Tien jaar eerder, in 1958, is Frans ingetreden in datzelfde klooster dat wij aan het uitruimen waren. Daar, in Oss, is zijn leven als broeder-karmeliet begonnen. Hij heeft vervolgens in verschillende kloosters gewoond. Bijna altijd had hij dezelfde taken. Even is hij tuinman geweest, maar dat beviel hem niet zo. Daarna werkte hij voornamelijk als huismeester en koster.


Frans en ik zijn daarna niet altijd lid geweest van dezelfde gemeenschap, maar op de een of andere manier is er altijd een klik gebleven tussen ons. Frans heeft het vooral in de eerste twintig jaar van zijn kloosterleven soms niet gemakkelijk had. In het nieuwe klooster in Oss was hij huismeester en dat betekende in de praktijk veel schoonmaakwerk: de immens grote hal van ons klooster schrobben en dweilen, de gangen van de vijf verdiepingen – en nog een paar gangen – dweilen, toiletten en douches schoonmaken, ramen lappen... Regelmatig gaf hij toen te kennen dat hij wel graag naar elders zou willen verhuizen, naar een plek waar hij ander werk kon doen. Hij miste in zijn werk het contact met mensen van buiten, zoals hij dat noemde. Maar wat ik toen steeds meer in hem ben gaan bewonderen en waarderen, dat is dat hij volhield en dat hij vast hield aan hoe het begonnen was: dat iemand, pater Cyrillus, ervoor gezorgd had dat hij  een plaats kreeg in de Karmel. Die plaats was hem heilig geworden. Frans zou het zelf nooit met die woorden zeggen, maar dat zinnetje uit de eerste lezing past perfect bij hem: "wie een dienst verricht moet weten dat God het is die hem kracht verleent".


Ik heb me in die jaren soms afgevraagd wat toch de innerlijke bron was waaruit hij leefde. Heel geleidelijk is me dat duidelijk geworden. Het had te maken met die kracht van God. Nogmaals: niet dat hij dat zo onder woorden kon brengen. Nee, maar hij liet mij zonder die woorden wel steeds voelen dat hij karmeliet wilde zijn en dat hij zijn toekomst in de Karmel zag. Zonder die woorden, ja, maar Frans had andere mogelijkheden om zich uit te drukken.


Want toen hij eenmaal in Boxmeer was komen wonen (1980), vertelde hij me aan de telefoon een keer dat hij aan een cursus houtsnijden en boetseren was begonnen.  Voor menigeen zal dit een verborgen kant zijn van Frans, maar Frans bleek begiftigd met een mooie artistieke begaafdheid. In de gesprekjes die we regelmatig hadden, probeerde hij voorzichtig en subtiel met me  te delen dat de beelden die hij maakte hem –  tot zijn eigen verrassing – in contact brachten met zijn geloof, met God. Telkens wanneer hij ze me een nieuw werk liet zien, werd me dat duidelijk. Zo staat er sedert een paar jaar in de kersttijd in onze eetzaal een heel persoonlijke  interpretatie van het kerstgebeuren. In de paastijd herinnert een beeld van zijn hand ons aan de verrijzende Christus. Vandaag hebben we hier in de kerk bij zijn kist een beeld gezet van twee mensen-figuren die elkaar omarmen, die met elkaar verstrengeld zijn en in elkaar overgaan; ook door hem gemaakt. Voor Frans verbeeldt het de nabijheid tussen God en mens. Hoe je ook kijkt: je kunt niet zien wie God is en wie de mens. Is hier de mens het beeld van God en laat God laat zich zien in de gestalte van een mens? Frans liet dat open. Dit was de manier waarop hij zich uitte over zijn geloof en over wat er in hem omging. Voor zijn geloof kon hij geen passende woorden vinden. Hij kon het wel verbeelden. Waarschijnlijk om die reden zocht en vond hij God liever in het verborgene van de basiliek. In een interview in de Gelderlander zei hij eens: "In de kerk voel ik me verbonden met God; ik ben als koster vaak alleen in de kerk.  Nee, dan voel ik me niet eenzaam. Als ik daar alleen ben, doe ik altijd de deur op slot en dan voel ik me goed". Het is net alsof we hier iets van dat stukje uit het Mattheüsevangelie van zojuist mogen horen: “Als je bidt, ga dan je binnenkamer in, doe de deur dicht, bid tot je Vader die in het verborgene is, en je Vader die in het verborgene ziet, zal het je lonen.”


Als het om zijn innerlijk ging was Frans dus een man van weinig woorden. Des te meer maakte hij contact door de manier waarop hij leefde. En hij máákte contact. Met heel velen van ons zoals we hier bijeen zijn. Hij voelde zich verbonden met en zette zich naar beste kunnen in voor het Vaart-gebeuren, het Heilig Bloedsgilde, de Metworst, het collectantencollege, de kerststallengroep en al die andere groepen die gebruik maakten van deze basiliek… Hij kende in Boxmeer ontzettend veel mensen en velen van u kenden hem. Hij wist van velen van u waar u woont, hij kende uw kinderen met naam en toenaam én wat er van hen geworden was. Hij was oprecht belangstellend voor het wel en wee van de mensen die hij ontmoette en hij leefde met hen mee. En zo – zei iemand me deze dagen – maakte hij de drempel van de kerk voor menigeen een stukje lager.


Frans was dienstbaar, trouw, betrokken en goed. Vooral goed. Een góede man. Dat wil niet zeggen dat hij niet soms nukkig en dwars voor de dag kon komen. Maar je kunt niet leven zoals hij heeft gedaan, als je niet van binnenuit intens goed bent.  


Wij en velen van u nemen dankbaar maar tegelijk node afscheid van hem. We zullen hem missen, erg missen... Maar we geven hem uit handen in het vertrouwen dat hijzelf heeft uitgebeeld in dit beeld hier: dat God hem blijft vasthouden en hem  nabij blijft.


Pastor Ben Wolbers o.carm.


 


Overweging ziekenzondag 10 september



“Waarom zijn jullie zo bang? Hoe is het mogelijk dat je nog niet gelooft?”  

Dat is toch een opvallende uitspraak van Jezus, als Hij het ziedende water tot stilte heeft gebracht. Opmerkelijk, want daaruit blijkt dat ‘geloof’ voor Jezus niet het geloof in dit of dat is, in wetten en regels; in ideeën over God. 

Nee, voor Jezus is geloof vertrouwen; vertrouwen in wat Hij verkondigt: het Rijk van God, dat komt en dat is; die grote Aanwezigheid van God, waarin wij zijn en dat wij  juist door angst zo vlug kunnen vergeten.



Vertrouwen is moeilijk op een massa kolkend water.

Dat kunnen wij allemaal wel meevoelen, want er zijn in ons leven nogal wat van die situaties waarin de grond onder onze voeten niet vast aanvoelt. Als je baan op de tocht staat; als je in een relatie niet meer veilig bent en je niet meer zeker bent van elkaar; als je een slechte uitslag bij de dokter hebt gekregen. Het stormt zo vaak in een mensenleven.

De psalmen kunnen dat zo mooi beschrijven, die oude Bijbelse gezangen, waarmee mensen zich biddend tot God richtten: ‘Waar ben Jij nou, waarom moet mij, waarom moet ons dit overkomen? Help me toch! Ik verzink in de duisternis.

En soms is er dan alleen nog twijfel of vloeken. (In de slechtste psalmvertalingen zijn die er uitgepoetst.) Dat is jammer want bij uitstek vinden we daar hoe de Schrift een boek van mensen is; van mensen met hun God.



De evangelist Marcus schrijft zijn goede boodschap over de verkondiging en verrijzenis van Jezus ongeveer 40 jaar nadat Jezus rondging over onze aarde. Er zijn steeds minder mensen die Jezus persoonlijk hebben gekend. De bedreigingen en vervolgingen van die piepjonge kerk nemen behoorlijk toe mensen gaan twijfelen, Jezus komt maar niet terug en ze hadden er toch wel op gerekend. Er zijn er die zich in de steek gelaten voelen. Ze voelen zich bedreigd.

Voor díe angstige mensen schrijft Marcus en het is dan ook geen wonder dat doorheen de eeuwen talloze mensen iets herkenden en steun vonden in precies dat verhaal dat wij zojuist hoorden over die storm op het meer; over die bange leerlingen die zich overgeleverd voelen aan de kolkende massa.



Als er iets is waaraan we ons overgeleverd kunnen voelen, is het wel ziekte. Het kan een allesbepalende aanwezigheid worden in ons leven: de steeds terugkerende gang naar de dokter, onderzoek na onderzoek, diëten, letten op dit en dat. En dan hoe je je voelt, de kracht die je tekort komt. Dan mogen we hopen dat er mensen zijn die je bijstaan, waar je zo nu en dan gewoon je angstige zelf bij mag zijn, waarbij je niets hoeft op te houden. Maar hoe belangrijk dat ook is, in die eerste lezing die we hebben gehoord  staat iets anders centraal. Die begint met de woorden:

“Heeft iemand van u te lijden? Laat hij bidden”. Dat gaat volgens mij niet om een bidden dat per se met woorden is. Nee, het is een bidden dat zich plaatst in die grote Aanwezigheid met een hoofdletter. Een bidden dat zich kwetsbaar schepsel voelt in de alles omvattende hand. Is de angst dan weg? Nee, vertrouwen mag groeien. De Schepper blijft wel vormen aan het werk van zijn handen, ook door angst heen.



Tijdens de coronatijd werd door de pastorale dienst van het Universitair Ziekenhuis Antwerpen het volgend gebed verspreid.

Aan het eind van het gebed laat de schrijver ook God nog even aan het woord. Het gaat als volgt:



God, de ene golf komt,

De andere ook, en het stormt.

Ik doe m’n best om recht te blijven.

Het lukt, maar het is moeilijk.

De golven slaan. Het water is nat en koud.

Het dondert. Het regent dat het giet

en ik ben moe, zo moe.

Hoelang houd ik dit nog vol?



Maar ik dobber niet alleen 

op die eindeloze zee,

aan m’n lot overgelaten.

Nee ik zit, ik dobber, ik wankel, ik sta op Uw boot

en Gij, Gij zijt de kapitein.



En soms, dan trek ik aan Uw mouw, zoals de leerlingen

en zeg: “Wat slaapt Ge in de storm?”.

Maar vaker nog, dan weet ik,

zelfs al slaapt Ge (of doet Ge alsof),

ik hoef niet bang te zijn, want in wezen is het Uw boot

en zijt Gij de stuurman. Ik mag op U vertrouwen.

Gij brengt me waar ik zijn moet.

En ook deze storm zal stillen

en ik sta stil bij U,

Gij, die mij leidt naar rustige wateren.



Lieve mens,

Ik weet dat de boot erg beweegt op het water,

dat stormachtig is,

woelig, met golven die slaan.

Dat je je staande houdt, zie Ik,

dat het moeilijk is, ook.

Maar Ik ben bij je.

Hou je recht,

geef het roer aan Mij,

en wees niet bang.

De golven zijn er

Maar Ik bedwing ze.

Kom, ga met Mij in zee…



Zuster Susan van Driel o.carm.




Startviering, Sint Petrusbasiliek, 3 september 2023


1e Lezing: Jeremia 20, 7-9

Evangelielezing: Matteüs 16, 21-27


Inleiding


De meeste vakanties zijn voorbij. En ook in onze parochie maken wij een nieuwe start. Een nieuwe start vraagt altijd om een moment van bezinning vooraf: 'bezint voor ge begint'. Vandaag worden we in die bezinning geholpen door twee bekende mensen: Jeremia de profeet en Jezus. Beiden namen in hun leven uiterst serieus dat ze zich geraakt wisten door God. Ze waren vol van de manier waarop zij in de Heilige Schrift God hoorden spreken over ons bestaan. Zo wilden zij ook leven. Maar beiden ondervonden ook dat een leven volgens Gods bedoelingen niet altijd van een leien dakje gaat. Dat zullen we horen in de twee lezingen. Wij maken vandaag een stevige start voor een goed begin.


Overweging


Elke zondagochtend rond kwart over tien luiden hier vijf minuten lang de klokken van de basiliek. Een teken dat de viering op beginnen staat. Wat maakt dan dat we ons huis verlaten en naar hier komen, naar de viering? Doen we dat omdat we vinden dat het zo hoort? Is er een soort innerlijke aandrang? Om de buren hoeven we het niet te doen. Vroeger misschien wel, maar dat is al lang niet meer zo. In onze maatschappij tellen geloof en godsdienst voor veel mensen nauwelijks nog mee. Het is echt niet vanzelfsprekend meer dat je gelovig bent en naar de kerk gaat.


Kennelijk heeft de profeet Jeremia in zijn tijd een soortgelijke ervaring gehad. Voor hem was zijn geloof in God op zijn zachtst gezegd erg ongemakkelijk. 'Iedereen drijft de spot met mij', hoorden we hem zeggen. Dát zal voor de meesten van ons nú nog wel meevallen. Hoewel… Op feestjes hoor je toch ook nog wel eens: 'Ga jij nog naar de kerk? 'Geloof jij nog?' En voor je gevoel rekenen ze je dan al gauw bij de categorie 'simpele zielen'. Als Jeremia dit soort uitlatingen te horen kreeg, dan is zijn reactie  best begrijpelijk. U hoorde het zojuist: 'Soms denk ik: ik wil er niets meer van weten..'. Maar toch… blijkbaar zat er tóch iets in hem en zit er soms ook iets in ons waardoor we toch wél weer gaan en wél weer meedoen…


Jeremia noemde dat 'iets in ons': 'een vuur dat oplaait in mijn hart'.. 'het brandt in mijn gebeente'.


Jezus noemde het in de evangelielezing: 'de wil van mijn Vader…' Toen Jezus aan zijn eerste leerlingen vertelde dat hij voor sommige mensen een verdacht persoon was geworden en dat zijn leven gevaar liep, - toen schrokken de leerlingen hevig, Petrus voorop. Aan zulke ernstige consequenties hadden ze nog niet eerder gedacht. 'Dat verhoede God', was de heftige reactie van Petrus, 'zoiets mag ú nooit overkomen!' Jezus reageerde daar onmiddellijk op, - ongewoon fel: 'Ga weg, Satan, ik wil me laten leiden door wat God wil, niet door wat mensen willen'. Petrus raakte Jezus hier duidelijk in de kern van zijn bestaan. Voor Jezus was het wezenlijk om naar de dingen van het leven te kijken vanuit het gezichtspunt van God. Wat zogenaamd normaal was in de ogen van veel mensen, was in zijn ogen vaak niet normaal. Eerlijk leven was voor hem belangrijker dan eer of roem. Zorgen voor de armen ging voor hem boven rijkdom of macht. Kiezen voor waar je werkelijk in gelooft was voor hem veel waardevoller dan het nalopen van een populaire ideologie.


In onze tijd leeft soms de mentaliteit dat je moeilijke dingen maar het beste uit de weg kunt gaan. En dat is niet zo vreemd. Want vergeleken met zo'n 100 jaar geleden, is het leven tegenwoordig door allerlei mooie hulpmiddelen op een heleboel punten veel gemakkelijker geworden. En dat maakt dat we soms geneigd zijn bij moeilijke dingen de weg van de minste weerstand te kiezen. Maar we weten allemaal dat het zo niet werkt in het leven. Ik denk dat je mag zeggen dat iemand die alleen maar gemakkelijk wil leven, zichzelf en anderen op den duur tekort doet. En dit geldt ook als het gaat over de weg die God ons wijst in de navolging van Jezus. Die weg is ook niet altijd gemakkelijk. Maar wel heel waardevol. Titus Brandsma is hier een indringend voorbeeld van.


Nog even terug naar het evangelieverhaal. We mogen daarin een oproep horen van Jezus om het vuur (of soms het vuurtje..) dat in ons brandt, serieus te nemen. Hij vraagt ons voor het jaar dat wij als parochiegemeenschap tegemoet gaan: dat wij niet ophouden aandacht en zorg te hebben voor elkaar, vooral voor hen die dat het hardste nodig hebben… dat wij elkaar helpen groeien in verbondenheid met elkaar… en dat we ons daarin laten sturen door het vuur dat God in ons hart heeft aangestoken.


Bidden we dat wij als parochie én persoonlijk het vuur van God brandend kunnen houden.


Pastor Ben Wolbers o.carm.


 


 Overweging


23 augustus 2023 Boxmeer


Bij de wijding van het Titus Brandsma icoon


 


De inwoning en inwerking Gods


moet niet enkel het voorwerp van intuïtie wezen,


maar zich in ons leven openbaren,


in onze woorden en daden tot uitdrukking komen,


uitstralen in heel ons wezen en optreden.


 


Dit zijn woorden van Titus Brandsma uit zijn rede het Godsbegrip, die hij als rector magnificus in 1932 gehouden heeft.


Hij zegt: Het besef, het weten dat God in ons woont, en dat Hij in ons werkt, dat Hij ‘de diepste grond van ons wezen is’, dit besef moet tot uitdrukking komen in heel ons handelen.  En niet zomaar, maar Uitstralen zegt Titus.


Deze woorden zijn mij zeer dierbaar, omdat uit alle getuigenissen die wij over Titus hebben, steeds weer blijkt dat de mensen in hem en door hem iets van Gods goedheid ervaren hebben.


Vooral gaat het me dan om de laatste regel: uitstralen in heel ons wezen en optreden. Dat is, denk ik, precies wat mensen aan hem ervaren hebben.


Prof. Rutten gebruikte precies hetzelfde woord stralen. Rutten was in 1942 rector magnificus van de universiteit. Meteen na het bekend worden van het overlijden van Titus in Dachau, hield de universiteit een herdenkings- bijeenkomst. Dat mocht niet, maar de universiteit deed het toch. Het werd bekend gemaakt als een gewone bijeenkomst en de naam van Titus mocht niet genoemd worden en zeker ook niet Dachau, waar Titus gestorven was. Maar iedereen wist toch wel waarom men bij elkaar kwam. Bij de opening sprak prof. Rutten, de opmerkelijke woorden: ‘Van deze doodde gaan stralen uit’. Ja, stralen, ook hij sprak van stralen. Dat hij dat zo zegt ‘deze doodde’ kwam natuurlijk omdat Titus zijn naam niet gezegd mocht worden. Later in 1954 komt prof. Rutten in een brief op deze zin terug.


‘Mijn oordeel in 1942, ‘Van deze doodde gaan stralen uit’, steunt op een merkwaardige herinnering aan pater Titus Brandsma, die ik in mijn omgeving opmerkte. Als men over hem sprak herinnerde men vrijwel alleen zijn treffende goedheid. Over voorvallen werd niet gerept, ook niet door degenen die hem goed gekend hadden.’


Dat is wat de mensen aan Titus ervoeren, zijn goedheid. En de stralen die van Titus uitgingen waren te lezen op de gezichten van de mensen als ze over hem spraken. De warme, dierbare herinnering die ze aan hem bewaarden. 


De karmeliet Mattias Arts, leefde vele jaren met Titus, eerst als frater in Oss en later vanaf 1936 als huisgenoot in Nijmegen. Titus was ook zijn hoogleraar en ook zijn biechtvader. Mattias Atrts was erbij toen Titus gevangengenomen werd.


Hij zegt van hem:


Dat hij bij al zijn activiteit toch innig verbonden en op God geconcentreerd bleef, valt m.i. af te leiden uit het vanzelfsprekende gemak waarmee hij midden in de drukte van zijn eigen werk zich direct kon verplaatsen in de situatie van een ander en voor hem volle aandacht kon opbrengen. Omdat hij innerlijk steeds zichzelf bleef kon hij zonder moeite overschakelen.  Hij was voor mij het ideaal van de Karmeliet.


Titus bleef innerlijk steeds zichzelf, dat is bij God. Hij leefde altijd in Gods tegenwoordigheid. Gods goedheid openbaart zich in Titus zijn leven, doorheen zijn leven, aan andere mensen, in wie hij voor hen was. Titus was daar zelf niet mee bezig, hij was wie hij was, maar hij was zeer waarachtig in zijn eenvoudige heiligheid.


Hij schreef en heeft geleefd wat hij schreef:


We moeten ons door niemand in liefde laten overtreffen.


We moeten er steeds op uit zijn onze medemens te helpen.


Onze tegenwoordigheid, waar dan ook,


moet een lust, een feest, een troost zijn.


Zoals een gevangene uit Amersfoort Siegmund, een onderwijzer uit Oldenzaal van hem getuigt:


Dat was zeer bijzonder in Titus: dat hij altijd voor anderen klaar stond. Hij was werkelijk de hele dag voor anderen bezig. En ook met een bepaalde bezorgdheid voor mensen. Ook toen hijzelf in de ziekenbarak was opgenomen.


 “Lig je nou lekker, goed toegedekt?” “Kan ik nog iets voor U doen?”


Hij dacht altijd maar aan anderen, niet aan zichzelf. Al was hij zelf ook patiënt, hij zorgde voor de anderen. Hij verwarmde stenen op de kachel en legde ze aan hun koude voeten, vroeg of ze wel goed lagen, schikte de dekens, haalde water en bad met hen het avondgebed, zonder aanziens des persoons of religie. Een moederlijke zorg had hij voor de zieken.


Ja, hij was iemand, die hoog boven allen uitstak. Ook de niet-katholieken achtten hem zeer hoog. De populaire uitdrukking voor zo iemand is: “een heilig mens.”


Daarbij moeten we bedenken dat in Amersfoort Titus 5 van de 6 weken op het ziekenzaaltje lag. Maar desalniettemin ook Max Kohnstamm getuigd: Max Kohnstamm was toen een jong student. Na de oorlog heeft hij zich zijn hele leven ingezet voor de eenwording van Europa. Hij zegt:


"Tussen de avondmaaltijd en het moment waarop de lichten uitgingen had je een halfuurtje voor jezelf. Maar je mocht de barak niet uit. Dat was ten strengste verboden. Titus deed het toch. Terwijl anderen die schamele dertig minuten aan zichzelf besteedden waagde hij zijn leven om te kijken of elders iemand zijn geestelijke steun nodig had. Met name zocht hij dan gevangenen op van wie men wist dat zij kort daarop zouden worden geëxe­cuteerd. Dat maakte grote indruk. Ook op mij! Een echte zielenherder."


En pater kapucijn Ortmanus Lips, gevangene van Dachau:


“Een heilig mens” zo heb ik hem ook vaak in het kamp horen noemen als ze het over Titus hadden.  Maar we moeten ook het woord mens benadrukken: ook dat klinkt bij hem als een aanbeveling. Hij was niet zozeer niet van deze wereld”, maar middenin de wereld.


Het is om zijn hele leven, dat wij God dankbaar zijn voor deze Titus, - dankbaar omdat hij ons heeft voorgeleefd wat het kan betekenen: om bewust te leven in Gods tegenwoordigheid, om het eigen-ik te relativeren en om innig vroom ’als God het belieft’ bij alles tot lijfspreuk te hebben.


De inwoning en inwerking Gods


moet niet enkel het voorwerp van intuïtie wezen,


maar zich in ons leven openbaren,


in onze woorden en daden tot uitdrukking komen,


uitstralen in heel ons wezen en optreden.


Titus heeft deze woorden waar gemaakt, hij heeft ze ons voorgeleefd.


Bidden wij dat ook wij met ons leven een getuigenis mogen zijn van de goedheid en liefde van onze God.


Dat de heilige Titus Brandsma ons en de wereld tot zegen mag zijn.


Hettie Berflo o.carm.


Goede God,


Wij danken U voor het leven van Titus Brandsma,


een leven in innige verbondenheid met U,


en een getuigenis van uw goedheid en liefde.


Wij vragen U: wees met ons God,

opdat ook ons leven mag getuigen


van uw goedheid en liefde,


help ons om zijn voorbeeld en dat van uw Zoon te volgen.

Dat vragen wij u door Christus, onze Heer.

Amen.


 


Overweging 20ste zondag door het jaar


Broeders en zusters, de evangelielezing die wij zojuist hebben gehoord vind ik altijd troostend. Waarom? Omdat ik mijzelf mag optrekken aan de wijze waarop Jezus mens is geweest. Wij allemaal. Hij trekt ons uit door zijn menszijn uit onze beperktheid.


Wij leven als mensen immers met een gebroken werkelijkheid waarin de dingen niet zijn zoals we die zouden willen hebben. We verlangen naar vrede, maar er is oorlog in de wereld; we willen heel graag de natuur beschermen, maar die wordt steeds ernstiger bedreigd; we verlangen heel erg naar vriendelijke liefdevolle contacten met andere mensen, maar dat lukt lang niet altijd. En zo zou ik nog wel meer kunnen noemen, de wereld is gebroken én als we in onszelf durven te kijken, zien we daar ook die gebrokenheid. Zoals de apostel Paulus het zo treffend weet te zeggen: ‘Want het goede dat ik wil, doe ik niet, maar het kwade, dat ik niet wil, dat doe ik.’.


Een van de redenen van die gebrokenheid is ons onvermogen om echt naar elkaar te luisteren. En dan bedoel ik met luisteren: zó open staan naar elkaar, zó vrij zijn van alle ideeën die wij met ons meeslepen, dat wij helemaal blanco kunnen luisteren naar wat een ander heeft te zeggen. Onze geest is vaak zo vol met het oordeel dat we hebben over van alles en nog wat, dat we in het slechtste geval zelfs volledig dichtslaan en totaal niet meer toegankelijk zijn.  Wat een ander dan te zeggen heeft wordt weggewuifd of zelfs ‘belachelijk’ genoemd. Zo worden o.a. de geloofsuitingen van andere mensen nog weleens genoemd: vrouwen met een hoofddoek; mannen met baarden; mensen die zich willen houden aan 612 ge- en verboden; mensen die altijd een tulband dragen; mensen die duizenden jaren oude boeken koesteren en vereren als hun heilige geschriften: ‘belachelijk’. Eigenlijk betekent dat: alleen wat ik geloof, dat is waar en zó is het. Het gaat dan niet alleen om geloof, maar ook om politiek, milieu en allerlei andere belangrijke zaken. In ons eigen gelijk is vaak geen beweging te krijgen. Eigenlijk zitten we dan vol, geestelijk vol van onszelf, voor de ander is geen plaats. Dit is een heel gewoon menselijk gegeven, maar ook wel iets om triest van te worden, want het helpt niet om elkaar te verstaan en naar goede relaties met elkaar blijven we toch intens verlangen.


De evangelielezing vind ik troostend, omdat de evangelist Matteüs duidelijk laat weten dat zelfs Jezus mens genoeg was om hier last van te hebben. Hij arriveert in een streek waar de bewoners voor een groot deel afstammelingen zijn van mensen die de god Baäl vereerden. Mensen, waar joden niet mee omgaan. Ook Jezus niet. De evangelist Matteüs laat er geen twijfel over bestaan dat Jezus zijn zending van de verkondiging van het Rijk van God helemaal ziet als een zending voor zijn eigen geloofsgenoten; voor ‘de kinderen van het huis van Israël’.


Maar dan is er daar die vrouw, die maar op een vervelende manier blijft roepen. Jezus, Zoon van David, heb medelijden met mij. ‘Zoon van David’, noemt ze Hem. Zij erkent Hem dus als Messias, toch houdt Jezus haar toch af. Er waren ook toen al heel oude verhalen die vertelden dat als de Messias komt ook mensen uit de volkeren de Heer gaan aanbidden. Maar, staat er in de eerste lezing, dat zijn wel mensen ‘die de sabbat onderhouden en hem niet onteren, die trouw blijven aan mijn verbond’. De ontmoeting van Jezus met die vrouw gaat echter veel verder. Hier wordt Jezus aangesproken op zijn Messiasschap, door een Kananeese vrouw, een vrouw uit de heidenen. Die dus helemaal niet ‘trouw is aan het verbond’ door de wet te onderhouden. Zij past niet in, zoals Hij tot dat moment zijn roeping ziet.


Het is opvallend dat als je commentaren gaat lezen over die ontmoeting tussen Jezus en ‘de Kananeese vrouw’, bijbelgeleerden zich in allerlei bochten wringen om te verklaren dat Jezus de vrouw zelfs vergelijkt met honden. Een algemeen scheldwoord in die tijd voor ongelovigen. Hij testte haar geloof’, is een verklaring of Hij wil haar tot voorbeeld maken voor zijn leerlingen. Maar wat er gewoon te lezen staat wordt meestal niet genoemd, terwijl toch Jezus daar bij uitstek een voorbeeld is voor ons: Hij komt tot andere gedachten; Hij laat zich uit zijn eigen gelijk halen; Hij opent zich voor de argumenten van deze hardnekkige vrouw en Hij bekeert zich.


Ook Hij was dus religieus en cultureel beperkt, maar Hij overstijgt dit; Hij overstijgt onze menselijke beperktheid omdat de drijvende kracht waarmee Hij rondging om Gods nabijheid te verkondigen niet kwam uit zijn cultuur en uiteindelijk zelfs niet uit zijn joodse geloof. Maar Hij wist zich helemaal, met lichaam en ziel verbonden met de Vader. “Jij bent mijn geliefde Zoon”, dát had Hij diep ervaren. Dát dreef Hem, want in die intieme relatie kent Hij een liefde die zó wijd is dat die het menselijk beperkte altijd overstijgt. Altijd ‘groter dan óns hart’, zingt het bekende lied. Hij opende zich voor haar. Hij keerde om en luisterde naar haar stem. Dat wij Hem daarin zullen navolgen. Amen.


Zuster Susan van Driel o.carm.


Gedaanteverandering van de Heer


In onze dagen is het wereldnieuws altijd heel dichtbij. Als we de tv aanzetten of achter onze computers zitten en we gebruiken het internet, dan zien we per direct wat er in de wereld gebeurt. Dan denk ik aan oorlogen, aantasting van onze natuur, bedreigingen van mensen en hun gezinnen, epidemieën. Ik weet niet hoe dat met u is, maar mij kan het onrustig maken, angstig ook. Ik weet nog goed dat ik om een uur of 4 ’s middags op 11 september 2001 mijn tv aanzette. Ik zag nog juist dat de tweede toren van het World Trade Center instortte. Dat gaf toen veel mensen een gevoel van bedreiging. Dat gebeuren is al weer wat langer geleden, maar de oorlog in Oekraïne bracht ook angstige vragen: Waar gaat het met de wereld heen? Wat hangt ons boven het hoofd? Als ik geconfronteerd word met dit soort dreiging is er altijd één boek waarin ik mijn toevlucht in zoek. Nee, het is niet de Bijbel. Het zijn de nagelaten geschriften van Etty Hillesum. De reden dat ik altijd naar dat boek grijp, ook in die avond en nacht van die 11e september is dat Etty schrijft over de gebeurtenissen van haar tijd, die gaandeweg helemaal doorziet en dat vervolgens een plaats geeft in haar leven. En haar tijd wás bedreigend. Zij leefde immers als jonge joodse vrouw in de tijd van de jodenvervolging van de WO II. Ze was niet als de meerderheid van de mensen die dachten dat het toch allemaal zo’n niet vaart zou lopen. Nee, ze zag  heel scherp de toenemende dreiging.


Ze schrijft in haar dagboek: ‘Onze ondergang, onze waarschijnlijk ellendige ondergang, die nu al begonnen is in de vele kleine dingen van het dagelijkse leven, heb ik regelrecht in de ogen gezien…’‘Men moet een nieuwe zekerheid in zijn leven een onderdak geven, men moet er even een plaats voor vinden: het gaat om onze ondergang en onze vernietiging, daarover hoeft men zich geen enkele illusie meer te maken. Men is op onze algehele vernietiging uit, dit moet men aanvaarden en dan gaat het wel weer.’ Dit schreef ze op 3 juli 1942. Ruim een jaar vóór haar dood in Auschwitz. Hier moest ik aan denken toen ik de context bekeek van de evangelielezing die wij zojuist hebben gehoord: de lezing over de ‘verheerlijking van Jezus op de berg’. De lezing vertelt hoe Jezus voor de ogen van zijn leerlingen in Gods licht wordt opgenomen. Zijn ‘aangezicht blonk als de zon’. Prachtig! Maar wat een tegenstelling met de verzen die hieraan voorafgaan. In die verzen vertelde Jezus aan zijn leerlingen, in heel duidelijke woorden, dat Hem op zijn weg onherroepelijk het lijden en de dood te wachten zal staan. Hij kreeg er zelfs woorden over met Petrus die dit niet zomaar accepteerde. Toen zei Jezus het nog duidelijker: ‘Als iemand achter mij aan wil komen, laat hij met zichzelf breken, zijn kruis opnemen en mij volgen’. Het is een keiharde realiteit die Jezus zichzelf en zijn leerlingen voorhoudt; het is een keiharde realiteit die Etty Hillesum onder ogen ziet. Voor beide geldt: als ik de weg blijf gaan die ik nu ga, zal het mijn ellendige einde betekenen. Voor Jezus betekende die weg de verkondiging van Gods liefdevolle nabijheid, vooral aan de mensen die niet meetellen. Hij weet dat deze boodschap Hem machtige vijanden heeft gegeven. Etty ging ook zo’n soort weg. Heel bewust maakte ze de keus om niet onder te duiken – en dat werd haar meermaals aangeboden. Zij wilde bij de mensen blijven die zij tot steun wilde zijn, in kamp Westerbork. Het overgrote merendeel van de joodse mensen had immers geen enkele kans om onder te duiken. Zij weet dat die keus onherroepelijk haar vernietiging zal betekenen. Die weg, gaan voor je overtuigingen, idealen, het goede dat je inziet en waarvan je niet wilt afwijken, noemen we ook wel zelfgave. Dat vraagt een moed die niet iedereen is gegeven. Wij hebben wel zojuist in de evangelielezing kunnen horen, hoe juist in díe zelfgave de hemel kan openbreken. Jezus hoort, net als bij zijn doop aan het begin van zijn weg een stem: “Dit is mijn geliefde Zoon, in Wie ik vreugde vind”. Het is wonderlijk, dat juist mensen die lijden en dood in hun leven een plaats hebben gegeven zoiets kunnen ervaren. Een bekend voorbeeld is ook de H. Franciscus die een diepe vreugde ervaart als hij de vreselijke wonden van een melaatse kust. Het zijn vaak mensen die hun rotsvaste grond hebben gevonden in de relatie met de Vader door wie zij zich geliefd weten, ongeacht wat dan ook. Ook Etty, midden in de schrijnende ellende van Westerbork ziet zij steeds weer in verwondering hoe de zon opkomt boven het lupinenveld en ze bidt: ‘Je hebt me zo rijk gemaakt, mijn God, laat me ook met volle handen uit mogen delen. Mijn leven is geworden tot één grote samenspraak. Wanneer ik sta, in een hoekje van het kamp, mijn voeten geplant op jouw aarde, het gezicht geheven naar jouw hemel, dan lopen me soms de tranen over het gezicht van dankbaarheid en bewogenheid.’ Bidden wij dat ook wij ónze weg zullen gaan, in verbondenheid met Hem die ook onze Vader is. Amen


Zuster Susan van Driel o.carm.


Overweging 16e zondag door het jaar


Dat is nogal wat, als je hele oogst wordt verknoeid omdat iemand je akker heeft vol met ‘onkruid’ heeft gezaaid. Er zijn bewaard gebleven rechtsdocumenten uit de tijd van Jezus. Daaruit blijkt dat het een misdrijf was dat nogal eens voorkwam. Iemands oogst verpesten door er ‘zizanion’ doorheen te zaaien. Dat is het woord dat in het Grieks wordt gebruikt. Nu nog kent het Arabisch het woord Zizan voor een plant die wij dolik noemen. Het is een plant die erg lijkt op graan, maar als je er te veel van eet kun je high worden en misselijk, eet je nóg meer, dan kun je er zelfs dood aan gaan. De plant lijkt zo veel op graan dat je pas tegen de oogst het goed kunt onderscheiden van het goede en eetbare graan. Het graan heeft dan een volle aar en buigt door de zwaarte, de dolik draagt veel minder zaad en staat rechtop. Het wordt in veel streken dan ook ‘valse tarwe’ genoemd. Een landeigenaar móet dus het graan en het valse graan wel laten staan tot de oogst, anders moet de hele oogst worden vernietigd. Het bijzondere van de dolik is dat die niet echt goed zonder menselijke hulp kan bestaan. Het gedijt het beste als de zaden worden geoogst, bewaard en het volgend jaar weer worden gezaaid. Net als het goede graan kan het zonder de mens niet écht goed bestaan. Dat vind ik een intrigerende gedachte, bij de evangelietekst die wij hebben gehoord. Wat ‘de vijand zaaide’, het kwade zaad, de valse tarwe, kan zonder de mens niet bestaan. Nu weten wij allemaal dat er ellendige en verdrietige zaken zijn meegegeven met de schepping.  Alles in de schepping is eindig en veranderlijk. De natuur is prachtig, maar heeft zeer bedreigende kanten. Een aardbeving of een tsunami is vernietigend en daar spelen mensen geen rol bij. Nee, er zijn akelige dingen in de wereld waar wij mensen niets aan kunnen doen. Maar daar gaat de parabel van Jezus dus niet over. Het gaat om het kwaad dat afhankelijk is van wat wij mensen elkaar aandoen, dat wij zaaien in de wereld en dus vaak ook niet zomaar is te onderscheiden van het ware en het goede. We hebben daar goede voorbeelden van in onze geschiedenis. Hoe kunnen soms politici niet heel aannemelijk hun ideologieën aan de mensen brengen. Een heel goed voorbeeld is natuurlijk de aanloop naar WOII. We vergeten nogal eens dat Adolf Hitler bij de laatste vrije verkiezingen in Duitsland in 1933 43,9 % van de stemmen. Nee, het was niet de meerderheid, maar het scheelde niet veel. Toch had hij in het openbaar al op zijn eigen opzwepende manier precies verteld wat hij van plan was, inclusief de uitmoording van hele bevolkingsgroepen. Dat was 90 jaar geleden, maar kijken we tegenwoordig beter? Er komen weer verkiezingen aan – kijken wij nu beter naar wat voor dolik er tussen het graan staat? Hoe moeilijk het ook is: Wij móeten proberen te onderscheiden, wij mensen zijn de enigen op deze aarde die dat kunnen. En we hebben een ijkpunt daarvoor. We hoeven beide lezingen die we zojuist hebben gehoord maar naast elkaar te leggen om het te kunnen zien. Want wat is het Goddelijk ‘onderscheiden’ waar Jezus over spreekt. In die eerste lezing hoorden we: ‘Uw kracht is de bron van de gerechtigheid en uw heerschappij over iedereen maakt dat U iedereen spaart’ , ‘U oordeelt met zachtheid en regeert met grote mildheid over ons […] Door zo te doen hebt U uw volk geleerd dat de rechtvaardige menslievend moet zijn’. Dat is het goddelijk ijkpunt, dus ook voor óns handelen, óns onderscheiden. Menslievendheid. Iets móet zijn tot welzijn van mensen, fysiek én geestelijk. Dat uitgangspunt, dat perspectief, wordt ook wel genoemd ‘kijken met de bril van de liefde op’. Want zó kijken en onderscheiden leidt áltijd tot scheppend en bewarend handelen. Wij voelen wel aan dat dit er ook voor zal zorgen dat we ons heel vaak onthouden van een oordeel en zeker van veroordeling. Want het zal ons ook tot voorzichtige mensen maken, zelfs als we heel helder het onkruid zien. Laten wij allereerst zélf graan zijn dat goede vrucht draagt tot de tijd dat alles in het licht zal staan dat God ís. Amen. 


Zuster Susan van Driel o.carm.


 


Overweging 13e zondag door het jaar


Als je gaat nadenken over ons bestaan, of over het bestaan van wat dan ook in deze wereld, dan kun je erop stuiten dat er eigenlijk niets is dat op zichzelf bestaat. Wij zijn allemaal geboren uit een vader en moeder, uit grootouders en daarvoor uit een onafzienbare rij van generaties. Als we maar ver genoeg teruggaan komen we bij onze verre voorouders ook dieren tegen, nog verder terug ook planten en eencellige wezens. Zonder al die mensen en wezens hadden wij hier niet gezeten. En als we nog verder teruggaan zien we dat wij zijn voortgekomen uit elementen die ooit in sterren zijn ontstaan. Dat alles geldt voor alles dat bestaat in onze wereld, alles is opgebouwd uit andere elementen. Alles hangt met alles samen. De bloemen die wij in onze tuin zien, zouden er niet zijn zonder de aarde, wolken, regen, zonlicht, mest. Dat geldt voor alles in de schepping. Alles hangt met alles samen, niets bestaat helemaal uit eigen kracht. Als ik deze kleine meditatie verbindt met de woorden van Jezus die wij zojuist in het evangelie volgens Matteüs hebben gehoord, komen zijn woorden misschien wat meer bij ons heel gewone leven. Jezus zegt immers: “Wie u opneemt, neemt Mij op; en wie Mij opneemt, neemt Hem op die Mij gezonden heeft.” Dan heeft Hij het ook nog over een profeet opnemen, de kleinen te drinken geven. Ook daarmee verbindt Jezus zich. “Je loon zal je niet ontgaan.” Met andere woorden, als jullie dát doen, dan doe je dat ook voor jezelf, voor Mij én voor de Vader. Ook in de woorden van Jezus kunnen wij dus beluisteren dat wij niet los van elkaar bestaan, niet los van Hem en daarmee niet los van God. De eerste woorden die Jezus in dezelfde evangelietekst zegt, worden echter nogal eens als schokkend ervaren. ‘Wie zijn vader of moeder meer bemint dan Mij, is Mij niet waardig.’ Mag je je ouders niet liefhebben? Dat is een veel gehoorde opmerking. Maar de clou is dat de eigen familie, de eigen clan, het eigen volk nogal eens worden gezien als het belangrijkste in de wereld. Dat waar alles om draait, dat dus losstaat van al het andere. Wat wordt er in de wereld niet gevochten om het eigenbelang: economisch, politiek, religieus. Jezus zegt echter, nee, je moet Mij eerst liefhebben. Kijk naar wat Ik heb voorgeleefd, de vrede en het geluk onder mensen die Ik ben komen brengen. Verbind je daarmee, dan heb je vanzelf ook je ouders lief. Je bent niet alleen verbonden met je ouders of je familie, je volk of je ras. Je bent verbonden met alles en alles met jou. Wat je doet voor de schepping, doe je ook voor je volk, voor je familie, voor jezelf. Wij mensen zijn ons dat dus vaak niet bewust. Wij menen de spil van ons eigen universum te zijn en gebruiken de schepping en elkaar voor onze eigen belangen. Goed, wij gewone mensen rollen niet vechtend over de straat; wij zetten elkaar niet zo heel gauw aan de kant. Maar, zou het toch niet goed zijn om wat meer erbij stil te staan dat álles dat wij zeggen en doen samenhangt met het leven en welzijn in de wereld. En dan heb ik het nog niet eens over wat wij kunnen doen aan verantwoordelijk omgaan met de schepping. Hoe ons consumerend gedrag is en dergelijke. Maar ook heel gewoon wat wij dagelijks in ons gewone doen en laten uitstralen. Laatst hoorde ik iemand zeggen: “Het valt mij op dat heel veel christenen er niet erg verlost uitzien.” Het heeft een grote invloed op mensen als wij b.v. elke dag een lang zwijgend gezicht zetten, veel te moe worden omdat we denken dat alles van ons eigen werk afhangt en wij zo niet genoeg slaap krijgen. Het heeft grote impact op onze omgeving als we daardoor steeds geïrriteerd zijn en gewoon niet vriendelijk. Ik heb een verhaal gehoord over boeddhistische kloosters waar de broeders en zusters verplichte vrije, ontspannen tijd móeten nemen. Tijd waarin ze kunnen doen waarin ze zin hebben, zolang het op een ontspannen manier gaat. En néé, je komt er dan niet mee weg om te zeggen dat je werken zo leuk vindt. Want het gaat om het algemeen belang. Het is om ieder lid van het klooster weer bij zichzelf te brengen en ook om te zorgen dat die ontspanning door de hele gemeenschap trekt. Dat mensen op een ontspannen, open en voorál vriendelijke manier met elkaar kunnen omgaan. Dat ze vooral even hun eigen belangrijkheid kunnen loslaten. Ik weet niet hoe het met u is, maar ik kan dat op mijn fatsoen trekken. Iedere glimlach, ieder vriendelijk woord, ieder aardig gebaar, elke zorg die wij aan elkaar geven staat in die grote eenheid waarin wij zijn geschapen door de Eeuwige. Je doet het ook voor Mij, zegt Jezus en voor Hem die Mij heeft gezonden. Bidden wij dat wij dat meer en meer beseffen en er naar handelen. Amen. 


Zuster Susan van Driel o.carm.


Overweging Vaartzondag


Toen ik zo’n twintig jaar geleden hier in Boxmeer ging intreden in het Karmelklooster, was de Vaart een van de eerste dingen waarmee ik te maken kreeg. Ik vond het toen opvallend dat er onder een aantal gelovige mensen en ook onder enkele karmelieten weerstand is tegen de Vaart. Sommigen weigeren consequent om mee te lopen. Er zijn dus ook karmelieten die dat niet doen. Wat is die weerstand? Enerzijds is er het gegeven dat de houding van mensen veranderd is. Mensen gaan niet meer allemaal op de knieën als het sacrament of het reliek wordt langs gedragen. Nee, het is zelfs zo dat mensen vanaf een terras met een glas bier in de hand naar ‘de optocht’ kijken. ‘De optocht’, zó wordt de processie door heel veel mensen ook wel genoemd. Het lijkt wel alsof er eigenlijk geen verschil is tussen de lichtjesoptocht met carnaval en de processie van de Vaart. Dat stuit sommige mensen tegen de borst. Het zou toch om iets anders moeten gaan, menen zij. En, misschien hebben zij daarin wel een beetje gelijk. En dan is er nog een ander soort van kritiek . Die komt van de mensen die zeggen: ‘Ik houd niet van al die drukte, het geloof hoort eenvoudiger te zijn, soberder. Al die baldakijnen, vlaggen, blinkend goud en zilver, fraai uitgedoste mensen. Dat past niet bij waar geloof werkelijk om zou moeten gaan.’ Ook een beetje waar, misschien. Maar vanaf dat ik al die kritiek hoorde, dacht ik: waar gaat dat geloof van ons dan over? Wat is het dan dat wij kunnen lezen in de H. Schrift en al tweeduizend jaar aan elkaar doorgeven? De kern van het christendom is toch dat God mens werd? Ja, dat is voor veel mensen niet makkelijk te verteren, dat is het nooit geweest. Maar in een mens van vlees en bloed, van emoties en behoeften kwam Hij, de onbegrensde en eeuwige, Hij kwam onder ons. De mensen konden Hem aanraken, wij hadden zelfs een foto van Hem kunnen maken, áls er tweeduizend jaar geleden fototoestellen waren geweest. Hij werd van ons vlees en bloed. Als wij dát werkelijk geloven, dan is daarmee ons hele schepselijke, menselijke bestaan opgetild tot op grote hoogte. Ja, tot op goddelijke hoogte. Titus Brandsma, die bij zijn heiligverklaring zo’n mooi monument hier in Boxmeer heeft gekregen, zei nog nogal eens tegen mensen: ‘Laten wij niet vergeten dat wij van goddelijke afkomst zijn’. Dat is ook een manier om het te zeggen: Wat des mensen is, ís heilig. Titus was zo iemand die kon genieten van processies. Er wordt verhaald dat Hij vóór de grote Mariaprocessie in Nijmegen met een meetlint door de stad liep om ervoor te zorgen dat er voor de engeltjes en riddertjes genoeg ruimte zou zijn. Maar ook sacramentsprocessies vond Titus prachtig. Die processies  waren voor Titus niet alleen om Maria of het sacrament te vereren, maar ook een gelegenheid voor de kerk om zich aan de wereld te laten zien. Om te laten zien wat die kerk zo belangrijk vindt: het goede, het ware en het schone, waarin we God mogen herkennen; het goede, ware en schone dat mensen in liturgie en kunst tot uiting proberen te brengen; het goede, ware en schone, dat in onze wereld is te vinden als mensen op een liefdevolle manier met elkaar omgaan. Als ze elkaar het leven gunnen; als ze als brood zijn voor elkaar dat ze met elkaar delen. Straks lopen we langs mensen die een kruisje slaan, die meebidden. Maar de meesten weten niet goed meer waarnaar ze kijken. Ook nogal wat jongeren die meelopen weten dat niet. Vorige jaar tijdens de Vaart draaide zo’n jongere zich om en vroeg aan de pastoor die met het sacrament liep: ‘Wat is dat?’ Maar die mensen, die jongeren, gaan later misschien wel vragen wat de betekenis van dit alles is. Of ze gaan googelen wat het betekent, waar de pastoor mee loopt, dat sacrament, die hostie in die mooie monstrans onder het baldakijn. En dan kunnen ze, behalve het culturele geschiedenisverhaal, hopelijk ook lezen dat het te maken heeft met Gods liefde die onder ons mensen is gekomen, die mens is geworden en zichzelf helemaal aan ons heeft gegeven. Ze kunnen er zo misschien achter komen dat die Liefde er hier en nu is, in dat Heilig Brood én vooral ook als wij met respect omgaan met elkaar en samen iets moois organiseren, in een goede harmonie. Want alles dat in ons mensen is, aan kracht, toewijding, creativiteit, dat alles is als brood, manna, iets van God zelf dat uit de hemel neerdaalt, áls het met elkaar wordt gedeeld. Pas dan zijn wij kerk, lichaam van Christus. Die priester die dat niet geloofde, zo rond het jaar 1400 had een wonder nodig om dat te kunnen inzien. De kelk met wijn stroomde over en zo kwam hij tot geloof. Misschien kunnen wij geloven in die grote Aanwezigheid als wij elkaars inspiratie en inzet ontmoeten in en rond onze prachtige vaartprocessie. Laten wij straks trekken en dát aan de wereld laten zien. Amen.


Zuster Susan van Driel o.carm.


Toespraak b.g.v. de onthulling van de beeldengroep die hoort bij het oorspronkelijke Heilig Bloedsaltaar in de Sint Petrusbasiliek


Nepomukkapel 6 juni 2023


Geachte aanwezigen,


Afgelopen donderdagavond hebben Dick Jetten en Hans Lucassen met mij de inhoud gedeeld van wat wij vanavond gehoord en gezien hebben. En ze vroegen mij om vanuit mijn hoedanigheid van pastoor van onze parochie hier voor u een korte reactie te geven op wat zij hier vanavond presenteren. Ik heb donderdagavond alleen de inhoud gehoord, wat wij hier nu zien, zie ik ook voor het eerst. En ik vind het indrukwekkend! Wat op mij allereerst indruk maakt, is de reis die deze altaar groep de laatste 50/60 jaar heeft gemaakt.  Ze is verwijderd van de plaats waar ze thuishoorde, ze is verhuisd naar voor haar totaal vreemde plekken, ze is beschadigd en besmeurd en het heeft jaren geduurd voor mensen hérkenden wat deze groep eigenlijk voorstelt en waar ze thuishoorde. Toen deze overwegingen in de afgelopen dagen door me heen gingen, werd deze groep voor mij steeds meer een indringend beeld van de traditie zelf, d.w.z. door de beschadigingen die de beeldengroep in de voorbije jaren opliep, werd ze als vanzelf ook beeld van de wederwaardigheden die het wonder van het Heilig Bloed en de verering ervan in de voorbije tijden hebben doorgemaakt. Het heeft meerdere keren niet veel gescheeld of de hele traditie zou verdwenen zijn. Maar de prachtige kunstschatten die er rond het wonder van Boxmeer gemaakt zijn en ook deze indrukwekkende altaar groep zelf getuigen ervan dat er altijd weer mensen zijn geweest die deze traditie weer oppakten omdat ze zich geraakt wisten door… ja, door wat? Ja, waardoor komt het dat de traditie van het 'wonder van Boxmeer' in de loop van de eeuwen levend is gebleven? Er zijn vele verklaringen mogelijk, maar uiteindelijk zoek ik het bij de kern van de overlevering die vanaf 1400 doorverteld wordt. Die kern betreft het mysterie van ons geloof: dat God deels zichtbaar en deels onzichtbaar aanwezig is in ons leven. In de eucharistie breken, delen en eten we elke keer weer brood en delen en drinken we elke keer opnieuw wijn omdat we op het woord van Jezus in dit gebaar zijn leven aanwezig mogen weten. 'Doe dit tot mijn gedachtenis' heeft hij gezegd. Dat wil zeggen: 'Gedenk mij door mij na te volgen in de manier waarop je leeft in zorg en liefde voor elkaar'. Maar zodra we die aanwezigheid gaan verabsoluteren en de hostie opheffen en zeggen 'dit ís Jezus', - is er een redelijke kans dat geloof twijfel wordt… en de overlevering haar inspirerende karakter verliest… Het gaat uiteindelijk om de onvoorwaardelijke liefde die Jezus uitstraalde… en om die liefde alleen. Toen Dick en Hans mij afgelopen donderdagavond vertelden dat ze de beschadigingen en de verwondingen die de beeldengroep had opgelopen, niet weg wilden restaureren, heb ik dat verstaan als een authentieke betrokkenheid bij het Geheim waarvoor dit beeld staat: namelijk de zeer vergaande liefde van Jezus, die overeind bleef, ook toen hij bespot werd, verdacht gemaakt en gemarteld, ja zelfs toen hij werd gedood. Voor hen, Dick en Hans, was en is het dáárom belangrijk dat de beschadigingen en verwondingen zichtbaar blijven. En daar ben ik hen zeer erkentelijk voor. Alleen zo blijft de kracht van wat er in de traditie overgeleverd wordt, bewaard. Ik kan het ook met andere woorden zeggen. Dick, jij en de mensen die jou geholpen hebben, hebben in de huidige staat van dit prachtige altaarstuk een geheimvolle dimensie herkend en daar zijn jullie zeer respectvol mee omgegaan. Zoals het gebaar van de priester laat zien dat hij beseft dat hij het wonder dat ze zagen moest laten voor wat het was, zo hebben jullie het respect van die priester als het ware overgenomen door ervoor te zorgen dat de beschadigingen en wonden zichtbaar zouden blijven. En daardoor blijft de geweldige zeggingskracht van deze beeldengroep volop bewaard. En zo verbinden dit beeld en de Vaart óns met het geloof, de hoop en de liefde van de mensen die er destijds bij waren in wat nu de crypte is van de Petrusbasiliek. Jullie hebben zo een kostbaar geschenk gegeven aan al degenen die er zich voor inzetten dat de traditie van het wonder van Boxmeer op een betekenisvolle wijze doorgegeven kan worden.


Ben Wolbers o.carm., pastor-teamleider


Overweging b.g.v. de Eerste Communie


Beste kinderen. Eens kreeg ik bij een van mijn zusjes een gesprekje met haar kinderen. Mees en Pelle. Die waren toen 6 en 7 jaar oud. Zo oud dus als jullie nu. Ze wisten natuurlijk dat ik pastor ben. Mijn zusje, hun mamma dus, had gezegd dat ik alles wist over Jezus. En daar moest ik maar eens iets over vertellen. Op een bepaald moment zei ik toen dat Jezus houdt van alle mensen. Prompt zei toen een van hen: 'van álle mensen?' 'Ja', zei ik. 'Houdt Jezus dan ook van dieven?' 'Ja', zei ik, 'hij houdt ook van dieven…' Dat was wel even schrikken… dat zag ik aan hun gezichtjes… dat kon toch niet… 'Ja'.. en toch is dat waar: hij houdt van alle mensen en dus ook van dieven… máár.. hij houdt niet van stelen…” O, zeiden ze toen. Dat begrepen ze. En, beste ouders, begeleiders, familie en parochianen, hopelijk begrijpt u het ook. Want hoe eenvoudig deze boodschap van Jezus ook klinkt, ze is zó ongelofelijk belangrijk voor ons en ook zó belangrijk voor deze kinderen die hier vandaag in het middelpunt staan. Het is zó belangrijk dat wij nooit vergeten hoe kostbaar het leven is van iedere mens… we mogen dat nooit vergeten… dit besef is soms het enige tegenwicht dat wij kunnen bieden tegenover alles dat jammer genoeg niet goed is in onze wereld. Daarom zeg ik vandaag tegen u allemaal en in het bijzonder tegen u, ouders en begeleiders: ik ben blij dat jullie deze kinderen de eerste communie laten doen. Ik ben blij en dankbaar dat jullie hen betrekken in wat zojuist genoemd werd: ‘die wereld van Liefde en Licht’, die wereld waarin iedere mens telt en belangrijk is, waarin geen oorlog of ruzie is, waar de mensen domweg gelukkig zijn… Ik ben er óók blij mee dat jullie kinderen hun eerste communie ontvangen in een gemeenschap, deze parochiegemeenschap, de Onze Lieve Vrouwe Parochie. Dat vind ik fijn, niet alleen omdat ik hier pastoor ben, maar vooral omdat ik vind dat onze gemeenschap een plek is waar we die boodschap van Jezus op een eigentijdse manier kunnen beleven. Wij proberen zijn woorden en daden en de dingen die er de Bijbel staan, te vertalen naar onze tijd toe. Onder andere om die reden is iedereen hier van harte welkom, - wie hij of zij ook is, ongeacht afkomst, kleur of geaardheid. En om die reden ook proberen we open te staan voor wat er speelt in onze samenleving en daar dan werkelijk iets aan te doen. Eén klein voorbeeldje: wekelijks vragen we aandacht voor de boodschappenmand, - we hebben een mand in de hal van het klooster gezet waar u houdbare etenswaren in kunt deponeren; die hal is overdag altijd vrij toegankelijk; medewerkers van de voedselbank komen ze dan bij ons ophalen… Gelukkig wordt er elke week heel royaal gegeven. En zo zijn er in onze parochie gelukkig nog veel meer initiatieven van mensen met een liefdevol hart, gewone mensen die zich in het gewone leven van alledag onopvallend en in stilte inzetten voor elkaar en voor de wereld om ons heen… Volgens mij is dat de kracht van een parochiegemeenschap als de onze. Daarom is het fijn en goed, beste mensen, dat jullie kinderen door hun eerste communie vandaag deel uit gaan maken van die grote gemeenschap rond Jezus. Ik wens jullie samen met je kinderen heel veel geluk en zegen en wens ik jullie van harte toe dat je je kinderen uit zult zien groeien tot gelukkige mensen.


Ben Wolbers o.carm., pastor-teamleider


Overweging zondag Heilige Drie-eenheid


Al heel vroeg in de christelijke traditie kom je formuleringen tegen waarin het lijkt of er gesproken wordt over de Heilige Drie-eenheid. Zoals in de tweede Korintiërsbrief die dateert van ongeveer het jaar 55, d.i. dus maar 25 jaar na de dood en opstanding van Jezus. Paulus sluit de brief af met de woorden: ‘De genade van de Heer Jezus Christus, de liefde van God en de gemeenschap van de heilige Geest zij met u allen.’ Wij gelovige mensen hebben het nogal eens moeilijk gehad met de Drie-eenheid. Van andere religies, zoals jodendom en islam, is in de afgelopen tweeduizend jaar ook wel het verwijt gekomen dat wij christenen eigenlijk geloven in drie goden. En van gewone gelovige christenen heb ik nogal eens gehoord dat ze die terminologie ‘Drie-eenheid’ eigenlijk heel lastig vinden. Wij weten allemaal wel hoe het vroeger aan kinderen werd uitgelegd. De pastoor of kapelaan nam dan drie lucifers, streek ze bijeen aan het luciferdoosje en voilà, er was dan één vlam. Niet iedereen was dan tevreden met die uitleg…er bleven vaak veel vragen over. Gelukkig maar, want ja, waar praten we eigenlijk over? Als wij spreken over God, één in wezen, drie in personen, dan zijn er woorden gezocht voor dát waarvan wij weten dat wij er eigenlijk niet over kunnen spreken. Het lijkt wel of je alleen kunt zeggen wat Hij niet is: De eeuwige die dus niet aan tijd is gebonden, de onnoembare, de onbegrensde, de alles dat wij kennen ontstijgende God. En zo kun je nog wel meer noemen. Als je zegt wat God ís, dan kom je direct in de problemen. Zelfs gebeurt dat als je zulke grote dingen zegt als ‘God is liefde’. En toch zeggen wij het, want het staat zelfs in onze Heilige Schrift. Maar als je dat zegt, komt toch direct de vraag: Over wat voor liefde heb je het dan? En dan komen er toch weer die ontkennende woorden zoals, niet-begrensde, oneindige liefde. Woorden dus voor wat wij niet kennen, want alles in en om ons komt ooit aan een eind. Wij mensen zoeken altijd woorden. Dat gebeurt als wij kijken naar de Schepping, en nadenken over wat voor een wonder het is dat alles leeft en groeit en ook dat wij er zelf zijn. Wij kunnen dan dankbaar zijn dat God een leve gevende Vader is, de oorzaak van al dat moois. Wij kunnen ook nadenken over hoe die onnoembare en onzichtbare God Zich toch telkens weer aan ons toont. Doorheen onze mensengeschiedenis vertellen mensen van wat zij met Hem meemaken. God openbaart zich in onze verhalen en in de H. Schrift. Vooral in Jezus die wij Christus noemen, Zoon van God. Als wij het werkelijk moeilijk hebben en denken dat God afwezig is, dan kunnen wij ons altijd naar Hem keren en zien wat voor liefde God is. Een God die er alles aan gelegen is om er te zijn voor ons. En dan kunnen wij ook nog zelf, zo nu en dan, die aanwezigheid van God ervaren, voelen. Wij krijgen soms kracht waarvan we niet wisten dat we die in ons hadden. Wij krijgen soms inspiratie, ideeën die van buiten onszelf lijken te komen. Wij ervaren heel soms een liefde in en om ons die ons aanmoedigt om op te komen voor het leven, het goede voor mensen en wereld. Wij hebben dat lang geleden Heilige Geest genoemd. Onze Heilige schrift heeft ongeveer 611000 woorden. Maar ik denk dat de twee lezingen die wij hebben gehoord in een notendop zeggen waar het in ons geloof allemaal om gaat. Waar het om gaat als wij over God als Drie-eenheid spreken. Wij hebben zojuist gehoord: ‘De Heer is een barmhartige en medelijdende God, groot in liefde en trouw' en ook ‘God heeft zijn Zoon niet naar de wereld gezonden om de wereld te oordelen, maar opdat de wereld door Hem zou worden gered’. Dát mogen wij vasthouden, bij al ons praten over God: liefde, trouw, redding. En ook als wij straks naar het journaal kijken en de ellende van de wereld over ons heen krijgen, dan is er ergens in ons de Heilige Geest, die in ons werkt, die maakt dát wij het vreselijk vinden wat wij zien. Die maakt dat wij bidden om vrede. En misschien kijken we daarbij wel naar het kruisbeeld dat in onze woonkamer hangt en zien wij hoe groot Gods liefde ís. Bidden wij dat wij blijven geloven in God die wij Vader, Zoon en Heilige Geest noemen. Dat wij blijven vertrouwen dat zijn liefde en trouw het zullen winnen. Amen.


Susan van Driel o.carm.


Overweging tijdens de Gildemis van het Sint Anthoniusgilde van Sambeek – Tweede Pinksterdag –


‘Allen waren bijeen op dezelfde plaats.’ Zo begint Lukas in de eerste lezing zijn pinksterverhaal. De leerlingen hadden zich in een zaaltje opgesloten. Na de dood van Jezus waren ze bang om zich in het openbaar te vertonen. Misschien zoals iemand die zijn of haar partner plotseling verloren heeft, niet goed meer naar de supermarkt durft. Al die mensen die je dan tegenkomt, - dat kan heel vervelend zijn. Het kan dan lijken alsof het leven gewoon verder gaat, terwijl jij midden in het verdriet zit… . Maar voor de leerlingen was de reden om de deur dicht te houden misschien nóg wel veel erger. Want Jezus was vermoord. En de leerlingen waren bang dat de woede van de Romeinse en de Joodse overheid zich nu op hen zou kunnen richten. Die angst was niet ongegrond. Want er was in die dagen vanwege het paasfeest ontzaglijk veel volk op de been in Jerusalem. Mensen uit allerlei landen en culturen. De vlam zou zomaar weer in pan kunnen slaan. En dan komt Jezus in hun midden staan, door de gesloten deuren heen komt Hij in hun midden en zegt: ‘Vrede!’. Twee keer zegt hij het: 'Vrede voor jullie!' Volgens mij wordt hier beschreven wat er daar, toen, met de leerlingen gebeurde. Volgens mij werden ze zich plotseling weer bewust van het geloof en het vertrouwen dat Jezus altijd had uitgestraald. Bij hem kon je een innerlijke kracht voelen, een diepe innerlijke vrede. Nergens lezen we dat hij bang was. Dát drong daar ineens echt tot hen door. En dát maakte dat zij ook van binnen weer die innerlijke rust voelden die ze ook hadden gevoeld toen Jezus nog bij hen was. En ineens beseften ze dat ze niet bang hoefden te zijn en dat ze gewoon naar buiten konden gaan. Dat deden ze ook en ze begonnen zonder angst met de mensen die ze tegenkwamen te spreken over wat er met Jezus gebeurd was en wat hij voor hen betekend had. En hun angst kwam niet meer terug. Later zijn ze nog heel wat keren opgepakt en voor stadhouders en rechters gesleept, achtervolgd en gemarteld, maar nergens lezen we nog dat ze weer bang waren. Achteraf hebben ze deze kracht die ze op Pinksteren terugkregen, heilige Geest genoemd. En wij gebruiken dit soort woorden ook nu nog om aan te duiden wie de heilige Geest is: Hij of Zij is de kracht die ons van binnen aanspoort het goede te doen... Hij of Zij is de intuïtie die wij meekrijgen voor gerechtigheid… Hij of Zij is de tegenkracht die ingaat tegen alles dat gemeen is, hard, koud en verstard. Het is heel passend dat u, als leden van het Heilig Anthoniusgilde, uw jaarlijkse Gilde dag altijd houdt op de tweede dag van het grote feest van de heilige Geest. Want eigenlijk is één van de belangrijkste doelstellingen van uw Gilde, trouwens van de meeste Gilden hier in Brabant, om die heilige Geest die vlak na de door van Jezus zijn leerlingen opnieuw moed en kracht gaf, - om die Geest van Jezus Christus levend houden en ruim baan geven. Het is om die reden dat we ook als eerste lezing dat stukje uit de brief aan de christenen van Efese hebben genomen. Daar is sprake van een wapenrusting van God. Dat klinkt u misschien wat vreemd in de oren: dat God wapens heeft. Maar zo vreemd is dat niet. Uw Gilde had vroeger ook wapens, - om Sambeek en omstreken te beschermen tegen rondtrekkende bendes. Wij – en u ook – hebben in onze tijd andere wapens. Die hebben we nodig om ons te beschermen. Als we spreken over de 'wapens van God', dan bedoelen we eigenlijk iets dergelijks: de wapens van God zijn ook middelen waarmee we onszelf en elkaar kunnen beschermen. Dat klinkt misschien vroom en wat zweverig. Maar dat is het niet. De wapens van God zijn  heel actuele wapens. Ga maar na: het wapen van de waarheid is een heel belangrijk wapen in onze tijd van nep-nieuws; het wapen van de gerechtigheid is onmisbaar waar hele volken te lijden hebben onder oorlog en geweld. Het wapen van de vrede, - miljoenen mensen snakken ernaar. Het schild van het geloof, het schild van het vertrouwen is een belangrijk wapen in de strijd tegen leugens, wantrouwen en achterdocht. Wanneer u, leden van het Heilig Anthoniusgilde, met dit soort wapens probeert te strijden voor de christelijke waarden die hun basis vinden in de blijde boodschap van Jezus, dan bent u een Gilde in de geest van de beide lezingen uit de Bijbel die we vandaag hoorden. Ik wens u toe dat u nog lang de kracht en de moed zult ontvangen om pal te staan voor de missie die u hebt. Namelijk: als Gilde en als individuele persoon instaan voor waarheid, gerechtigheid en vrede, overal waar u komt. De vrede van Christus. Amen


Ben Wolbers o.carm. pastor-teamleider


Tweede Pinksterdag  Joh 19,25-24


Genesis 3, 9-15.20, Johannes 19, 25-34


Overweging


Het komt misschien een beetje merkwaardig over dat we op de tweede pinksterdag het verhaal lezen uit het Johannesevangelie over de dood van Jezus. Maar als we rekening houden met het feest van Maria, moeder van de kerk en met de eigen spiritualiteit van het evangelie, dan blijken er toch betekenissen vrij te komen die diep raken aan het christelijk gemeenschapsleven. Alle evangelies getuigen ervan dat de inspiratie van waaruit Jezus leefde, reikte over de discriminerende grenzen van zijn tijd heen. Sociale beperkingen en uitsluitend gedrag bestaan voor hem niet. Het meest wordt dit wel zichtbaar in zijn bewogenheid met mensen die moeten leven in de marge van de samenleving. Hij wordt diep bewogen door de ellende van zieke mensen. Hij maakt het mogelijk dat melaatse mensen weer in de samenleving worden opgenomen. Hij overbrugt de kloof tussen arm en rijk. Hij herstelt de moeilijke verhoudingen van mensen die tot verschillende volkeren behoren. Wetsbelevingen die hulp aan noodlijdende mensen bemoeilijken, verafschuwt hij. Hij doet eerder een beroep op gerechtigheid, barmhartigheid en menslievendheid. Het gedrag van Jezus is grensoverschrijdend. Maar dan in de positieve betekenis van het woord. Hij maakt nieuwe verhoudingen en een nieuwe gemeenschap mogelijk. Deze nieuwe verhoudingen en deze nieuwe gemeenschap zijn spiritueel verankerd. Wanneer men hem komt zeggen dat zijn moeder en zijn broers buiten staan en hem willen spreken, antwoordt hij: ‘Wie zijn mijn moeder en mijn broers? Mijn moeder, mijn zussen en mijn broers zijn zij die de wil van God doen, zijn woord horen en ernaar handelen.’ Niet meer de bloedverwantschap is de basis van  de manier waarop mensen zich tot elkaar verhouden, maar hun verhouding tot God. In het Johannesevangelie krijgt dit een heel eigen toespitsing. Het is opvallend dat in dit evangelie een aantal belangrijke personages niet met name genoemd wordt. Dat geldt bijvoorbeeld voor de Samaritaanse vrouw bij de bron in Sichar, voor de blindgeboren man die door Jezus ziende wordt gemaakt, en voor de lamme man bij de badinrichting Betzata die niemand heeft om hem naar het water te brengen wanneer dat in beweging komt. Merkwaardig genoeg worden in dit evangelie ook de moeder van Jezus en de leerling van wie Jezus houdt nooit bij name genoemd. Uit de andere evangelies kennen we de naam van de moeder van Jezus wel. En de christelijke traditie heeft bij de geliefde leerling gedacht aan de apostel Johannes. Bijbelgeleerden hebben wel eens gedacht dat deze anonieme personages in het Johannesevangelie modelfiguren zijn, personages met wie de lezers van het boek zich kunnen identificeren. Om het anders te zeggen: als wij het evangelie van Johannes lezen, kunnen we ons herkennen in en identificeren met de moeder van Jezus en de leerling van wie Jezus houdt. Door de evangelietekst van vandaag worden wij op elkaar betrokken als moeder en zoon. We wonen in bij elkaar, we nemen elkaar op en zijn thuis bij elkaar. We gaan nieuwe relaties aan en worden een nieuwe gemeenschap. De gewone grenzen die we hebben getrokken en die mensen van elkaar scheiden, gelden niet meer. Het onderscheid is opgeheven. De evangelietekst van vandaag fundeert de nieuwe gemeenschap in de dood en de opstanding van Jezus. In de tekst is dat prachtig te zien. Ik noem drie elementen. Verteld wordt dat vanaf dat uur de leerling de moeder van Jezus bij zich opnam. Het uur is in het Johannesevangelie een sleutelwoord. Het verwijst naar het lijden en de dood van Jezus. Maar tegelijk is dat in dit evangelie zijn verheerlijking. De laatste woorden van Jezus zijn: ‘Het is volbracht.’ Volbracht is de opdracht van Jezus waarmee hij in de wereld is gekomen. Dat is de mensen die er naar verlangen God te zien, op te nemen in de liefdesband die er bestaat tussen de Vader en de Zoon. Ook vertelt het verhaal dat Jezus de geest gaf. De formulering is belangrijk. Er staat niet dat hij stierf, maar dat hij de geest gaf. Daarmee loopt het verhaal vooruit de verschijning van Jezus aan de apostelen op de avond van de eerste dag van de week. Dat verhaal is gisteren op de eerste pinksterdag gelezen. Hij ademt over hen zegt: ‘Ontvangt de heilige Geest.’ Het tijdperk van de helper die Jezus zenden zal, is aangebroken. Vandaag vieren we het feest van Maria, moeder van de kerk. Het verhaal van vandaag laat zien wat kerk wezenlijk is. Het hiërarchisch instituut dat zo moeilijk emancipatie toelaat, behoort niet tot het wezen van de kerk. Ook valt het wezen van de kerk niet samen met een aantal behoudende rechtsregels, waar ontwikkelingen in onze maatschappij en in de wetenschap vragen om nieuwe ethische reflectie. De vele mistoestanden en schandalen behoren zeker niet tot het wezen van de kerk. Het is terecht dat mensen opmerken dat die geen deel uit maken van de navolging van Christus. Het wezen van de kerk bestaat in een nieuwe gemeenschap, en een nieuwe verbondenheid van mensen die de bestaande discriminerende grenzen overschrijdt. Mensen zijn met elkaar verbonden in Christus. Ze zijn verbonden vanwege hun betrokkenheid op het leven, het sterven en de opstanding van Jezus. Ze proberen om de liefde die ze van God hebben ondervonden, uit te dragen naar elke andere mens en naar heel de schepping. 


Huub Welzen o.carm.


Pinksteren


Overweging bij Handelingen 2,1-11 en Johannes 20, 19-23


‘Allen waren bijeen op dezelfde plaats.’ Zo begint Lukas in de eerste lezing zijn pinksterverhaal. En de evangelist Johannes zegt daar nog bij dat 'de deuren van hun verblijfplaats waren gesloten, uit vrees voor de Joden'. De leerlingen hadden zich in een zaaltje opgesloten. Na de dood van Jezus waren ze bang. Bang voor de mensen. Misschien zoals wij soms bang zijn om na het sterven van een dierbare naar buiten te gaan. Al die mensen die je dan tegenkomt… Het lijkt dan alsof het leven gewoon doorgaat… En dat doet het natuurlijk ook, maar toch…  Maar voor de leerlingen was de reden om zich op te sluiten nog heel wat erger. Jezus was zonder eerlijk proces veroordeeld en toen vermoord. En zij waren bang dat de woede van de Romeinse en de Joodse overheid zich nu op hen zou kunnen richten. Die angst was niet ongegrond. Want er was in die dagen ontzaglijk veel volk op de been in Jerusalem. Mensen uit allerlei landen en culturen. De vlam zou zomaar weer in pan kunnen slaan. Misschien speelde ook nog wel mee dat Jezus zijn leerlingen had geleerd dat ze eropuit moesten trekken, dat ze zijn goede boodschap verder moesten brengen. In de drukte van het roerige Jerusalem zou dit een immense stap zijn. Uit de veilige beslotenheid van hun eigen kring treden, niet terug kunnen vallen op Jezus. Eigenlijk stonden ze voor de beslissing: erop uit en hun angst overwinnen of stiekem terug naar hun eigen dorpen. Maar dan komt Jezus in hun midden staan, door de gesloten deuren heen komt Hij in hun midden en zegt: ‘Vrede!’. Wat hier gebeurt is dat de leerlingen zich weer bewust worden van wie Jezus eigenlijk was geweest. Ze voelden weer het geloof en het vertrouwen waaruit hij had geleefd. Jezus had een innerlijke kracht in zich, een innerlijke vrede. Nergens lezen we dat hij bang was. Dat drong op dat moment weer tot hen door. En toen kwam er weer ook in hen weer iets van die innerlijke kracht terug die ze ook hadden ervaren toen Jezus nog bij hen was. En dat verdreef hun angst. Ze durfden weer naar buiten en begonnen gewoon op straat te spreken over Jezus. En de angst kwam niet meer terug. Later zijn ze nog heel wat keren opgepakt en voor stadhouders en rechters gesleept, achtervolgd en gemarteld, maar nergens lezen we nog dat ze bang waren. Achteraf hebben ze de kracht die ze op Pinksteren terugkregen, heilige Geest genoemd. Een paar zondagen geleden hebben we woorden van Huub Oosterhuis gehoord, die sprak over de heilige Geest als: "een kracht, een inzicht in mensen, een intuïtie, een hartstocht voor gerechtigheid en vrede, een tegenkracht die tegen alles ingaat dat hard is, koud en gemeen". Met Pinksteren brak bij de leerlingen de ban van de angst. En dan zegt het verhaal dat ze begonnen te spreken in vreemde talen en dat de mensen hen hoorden spreken in hun eigen taal. Dat klinkt geheimzinnig. Maar misschien is het minder geheimzinnig dan het lijkt. Want het verhaal zegt nóg iets, namelijk dat de mensen hen hoorden spreken over Gods grote daden. Eigenlijk betekent dit dat de onderlinge verschillen tussen de mensen werden overwonnen omdat ze aan elkaar duidelijk konden maken hoe dankbaar ze waren met Gods grote daden. En wat zouden wij dan mogen verstaan onder de grote daden van God? Volgens mij mogen we dan denken aan het wonder dat de geboorte van ieder nieuw mensenkind steeds weer is… en dat daaruit steeds opnieuw Gods scheppingskracht spreekt… dat alle mensen uit liefde zijn voortgekomen en tot liefde zijn geroepen... dat alle mensen het vermogen hebben om van elkaar te houden en om barmhartig te zijn... en dat de mensen in alle culturen en talen op de een of andere wijze spreken óver God en spreken mét God… en dat ze erkennen dat God ook tot hen spreekt… God spreekt met een harde en met een zachte ‘g’, met of zonder hoofddoekje. Hij spreekt Arabisch en Amerikaans. God spreekt in een Jood en een Egyptenaar; in een Frygiër, een Duitser en Palestijn. Al die mensen spraken en spreken over de grote daden van God… En dat is het Pinksterwonder. 


Ben Wolbers o.carm. pastor-teamleider


Overweging 7e zondag van Pasen


Handelingen 1, 12-14, Johannes 17, 1-11a


Toen ik het evangelie van vandaag las, vroeg ik me af waarom Jezus aan zijn Vader vroeg om Hem te verheerlijken. Heeft Jezus geen eigen macht en kracht om zichzelf te verheerlijken? Hij is de Zoon van God. Als de Zoon van God had Jezus zeker kracht en macht om de wereld en de hemel te regeren en Hij kon doen wat Hij wilde. Op deze manier kon Hij zichzelf verheerlijken. Maar Jezus deed dat niet ook al Hij het kon doen. Jezus deed dat niet omdat Hij heel goed wist wie de Vader was en Hij ook geloofde dat de Vader Hem goed kende. Jezus wist waar Hij vandaan was gekomen en waarom Hij in deze wereld was gekomen. Jezus is de Zoon van God en de Vader heeft Hem gezonden in deze wereld om te laten zien hoe groot zijn liefde is voor de wereld. Volgens mij gaat het evangelie van vandaag over het bidden. Jezus bidt tot zijn Vader om ons te laten zien hoe diep hun relatie is. Jezus noemt de God de Vader en Hij noemt zichtzelf de Zoon. Als de Zoon, doet Jezus wat de Vader wil. Hij bidt tot zijn Vader om naar zijn Vader te luisteren en om te horen wat de Vader wil en tegelijk vertrouwt Jezus op zijn Vader, dat de Vader naar Hem wil luisteren. Jezus vraagt aan zijn Vader om Hem te verheerlijken. Dat betekent dat Jezus de wil van de Vader laat gebeuren. Zijn opdracht in deze aarde is voltooid. De verheerlijking van de Zoon is de verheerlijking van de Vader. Dus als de Zoon wordt verheerlijkt, kan de wereld de verheerlijking van de Vader in de Zoon zien. Het bidden van Jezus is het teken van zijn gehoorzaamheid. Omdat Hij zijn Vader gehoorzaamt, heeft Hij zichtzelf overgeleverd. Hij heeft voor ons geleden. Door deze weg is Jezus verheerlijkt en heeft de wereld kunnen zien hoe groot en hoe diep God ons liefheeft. Van hoe Jezus zijn relatie met zijn Vader opbouwt kunnen wij leren wat het bidden betekent en wat wij aan de Vader kunnen vragen. Bidden betekent “communiceren met God”. Een goede communicatie is gebaseerd op een wederkerig vertrouwen. Dit geldt zowel voor de relatie met God als met andere mensen. Als wij tot God bidden, praten wij met God. Wij mogen Hem vertellen wat wij nodig hebben. Wij vertrouwen op Hem en Hij vertrouwt op ons, dat wij zijn wil kunnen verrichten. De belangrijke vragen zijn: wie is God voor ons? Is Hij de Vader voor ons zoals Jezus Hem noemt? Vertrouwen wij op Hem? Jezus heeft ons laten zien hoe wij onze relatie met God kunnen opbouwen. Bidden is de weg waardoor wij met God communiceren. Bidden is een instrument waardoor wij onze relatie met God gaan opbouwen. Volgens mij is de intimiteit van onze relatie met God niet bepaald door hoeveel woorden wij gebruiken in ons bidden maar door hoe intensief wij met Hem communiceren. Wij hebben waarschijnlijk veel manieren en modellen van bidden geleerd en wij willen het nog leren en leren. Dat is goed. Maar het belangrijkste is dat wij Gods wil voortdurend zoeken in ons bidden. Dat vraagt om een luisterend hart. In het bidden laten wij Gods wil in ons leven gebeuren, want God weet wat het belangrijkste is voor ons. Bidden is niet wat wij met woorden zeggen maar ten eerste hoe wij ons hart en ons denken op God richten. Bidden is hoe wij met onze naaste omgaan. Bidden is hoe wij God en onze naaste liefhebben. Bidden is wat wij doen voor een goed doel van onze gemeenschap. Dus bidden is een levenshouding. Moge ons leven een teken zijn waar de mensen God kunnen zien. De leerlingen samen met Maria en een paar vrouwen bleven eensgezind volharden in het gebed. In het gebed vroegen zij om de heilige Geest en dat zij één konden zijn in de verrezen Christus en in de gemeenschap. Moge ons leven een getuigenis zijn van Gods liefde, zodat de wereld de verheerlijking van onze Vader en zijn geliefde Zoon kan zien.


Simon Taa o.carm.


Overweging Hemelvaart


Handelingen 1, 1-11, Matteüs 28, 16-21


Gods reddingswerk is echt bijzonder. De gedachte van God is echt ondoorgrondelijk voor de menselijke rede. Na zijn opstanding is Jezus een paar keer verschenen aan zijn leerlingen en de leerlingen verheugden zich erover. Zij hoopten dat Jezus hen niet meer zou verlaten. Maar wat is er verder gebeurd. Jezus ging terug naar Zijn Vader, naar de plaats waarvan Hij was uitgegaan. De vraag is waarom Jezus de wereld moest verlaten? Voor het volk Israël was Jezus een charismatische figuur dat hen kon regeren en leiden tot de vrijheid. Zou het niet beter zijn als Jezus in het midden van de mensen bleef en het volk leidde? In de bijbel kunnen wij de reden tegenkomen waarom Jezus terug moest naar Zijn Vader. Jezus had zijn leerlingen laten weten dat Hij naar Zijn Vader terug zou gaan om een plaats voor hen gereed te maken. Jezus ging terug naar zijn vader om zijn belofte te vervullen. Jezus wilde zijn leerlingen niet teleurstellen. En deze belofte zal worden vervuld voor iedereen die in Hem gelooft. Dus de hemelvaart van Jezus is geen droevig moment maar het is het moment van troost en bemoediging. Het is het moment waarop Jezus ons wil laten weten waar Hij vandaan is gekomen en waar Hij ons zal brengen. Dus de hemelvaart is het moment waarop ons geloof kan worden versterkt. Jezus had zijn leerlingen ook beloofd dat Hij de Geest van troost zou zenden. Jezus ging terug naar de Vader om die Geest aan zijn Vader te vragen.  In een andere tekst van het evangelie zegt Jezus: “als ik niet ga, komt de Geest van troost niet naar jullie toe”. De heilige Geest zal ons leiden tot het geloof te komen dat Jezus de enige redder is die door de Vader is gezonden. Hij zal ons begeleiden om altijd op Gods pad te lopen. De heilige Geest is de trooster en de helper in onze verkondiging van Jezus opstanding. Dus de hemelvaart is het teken dat Jezus belofte zal worden vervuld. De hemelvaart betekent een zending. Jezus zond zijn leerlingen om overal heen te gaan om de blijde boodschap te verkondingen. Door de kracht die zij van Jezus hadden kegregen werden de leerlingen in staat gesteld om de opdracht van Jezus te verrichten. En Jezus heeft beloofd dat Hij altijd met zijn leerlingen was. In het einde van het evangelie zegt Jezus: Zie, ik ben met u alle dagen tot aan de voleinding van de wereld”. Wij zijn allemaal leerlingen van Jezus. Zijn hemelvaart toont dat ons geloof niet tevergeefs is. Iedereen die in Hem gelooft zal worden gebracht naar de plaats waar Jezus voor altijd regeert. Hij is teruggegaan naar zijn Vader, niet om ons te verlaten maar om de hemel en de wereld te regeren. De vraag is: hoe is het verder gegaan met zijn reddingswerk in deze wereld? In het evangelie komen wij een antwoord tegen. Jezus zendt ons om zijn opdracht voort te zetten. Dat betekent dat Jezus op ons vertrouwt en dat Hij zijn opdracht aan ons toevertrouwt. Zoals de leerlingen zo zijn wij de getuigen van Gods liefde. Dus wij zijn geen opvolgers van Jezus. Wij nemen de macht en de kracht van Hem niet over. Wat wij doen is de missie van God. Hij wil dat iedereen wordt gedoopt in zijn naam. Als de getuigen, doen wij wat God wil. Daarom worden wij gevraagd om verbonden te blijven met Hem want wij zijn niets als wij van Hem los zijn. Wij kunnen van Hem getuigen alleen als wij in Hem leven en Hij in ons is. Alleen door in Hem te leven kunnen wij de opdracht van Jezus verrichten. Dit vraagt om een luisterend hart, bereidheid, nederigheid, tederheid, zelfovergave, enzovoort. Voor ons die van Hem willen getuigen en zijn opdracht willen verrichten heeft Jezus beloofd dat Hij altijd met ons is. Mogen wij door de heilige Geest in staat zijn om andere mensen tot geloof te brengen dat God bestaat en dat Hij ons liefheeft. God die ons heeft geroepen en gezonden is altijd met ons nu en voor altijd.


Simon Taa o.carm.


Overweging 6e zondag van Pasen


Overweging bij Handelingen 8, 5-8.14-17en Johannes 14, 15-21


Er zijn van die opmerkingen waarover kinderen zich grote zorgen kunnen maken. Dat was met mij het geval, toen ik nog een kleine jongen was en mijn ouders met enkele ooms en tantes bij elkaar zaten. Er was een bekende van onze familie overleden en er werd wat hoogdravend over hem gesproken, toen mijn vader plotseling zei: "Geen mens is onmisbaar". Dát trok onmiddellijk de aandacht van mijn kinderoortjes. "Wat zei hij nu toch?" En ik hoorde tegelijkertijd ook dat mijn moeder die woorden van mijn vader kennelijk liever niet hoorde, want ze zei iets liefs in de trant van: "Maar wij zouden jou echt niet kunnen missen". "Onzin", zei mijn vader toen, "het kerkhof ligt vol met mensen die onmisbaar zijn". Ik herinner mij nog heel goed dat zijn opmerking mij toen een ongemakkelijk gevoel gaf. Voor mij leek het alsof mijn vader ons al aan het voorbereiden was op de tijd dat we op eigen benen moesten staan. Maar ik dacht er liever nog niet aan dat we het ooit zonder hem zouden moeten stellen.


Vandaag hoorden we in de evangelielezing dat Jezus zich met zijn leerlingen wel degelijk voorbereidde op zijn naderende sterven. Want eigenlijk zei hij tijdens de laatste maaltijd van zijn leven iets dat op de woorden van mijn vader leek: "Jullie zullen zonder mij verder kunnen. Geen mens is onmisbaar. Het is goed voor jullie dat ik heenga. Jullie zullen ook zonder mij aan de mensen duidelijk kunnen maken hoeveel God van ons houdt. Je zult ook zonder mij naar zieken kunnen gaan en naar mensen die het moeilijk hebben. Want de Geest van God mijn Vader blijft als een bezielende kracht bij jullie; hij zal met jullie meewerken". zo stond het in de evangelielezing. Deze woorden van Jezus waren waarschijnlijk niet alleen bedoeld als troost voor zijn leerlingen. Ze zijn – geloof ik – ook Jezus zelf tot troost geweest. Met onze dood houdt het niet op. Er is iets dat groter is dan wijzelf en dat zal verder gaan. En dat is de geest die ons bezielt. En dan schrijf ik GEEST DIE ONS BEZIELT graag met hoofdletters. Want dan gaat het over de liefde die ons bezielt, de zorg die ons drijft, de offers die we brengen voor een ander, - dat is allemaal zoveel groter dan wijzelf zijn en dan wij uit onszelf kunnen. En in de mate waarin die GEEST, die ook Jezus bezielde, ons in bezit neemt, in die mate zullen wij zélf verder gaan op de weg die Jezus ons heeft gewezen. Over drie weken zullen kinderen van onze parochie hier hun eerste communie doen. De zoveelste generatie wordt in contact gebracht met het 'geestrijke' leven van Jezus. En ik denk – ik weet wel zeker – dat wij ons allemaal soms wel eens afvragen of dit in de volgende generaties ook zo door zal gaan. Want hoe ons geloof en onze kerk er in de toekomst uit zullen zien, is best wel een vraag. Een vraag die we uiterst serieus moeten nemen. Maar tegelijk wil ik u graag uitnodigen die woorden van Jezus serieus te nemen: dat de Geest van God, de Geest van de Vader in de hemel, altijd als een bezielende kracht aanwezig is en zal blijven. Ik wijs daarom graag nog even op de manier waarop Oosterhuis over de heilige Geest sprak: "De heilige Geest is hartstocht voor gerechtigheid en vrede. Zij is een kracht, een inzicht in mensen, een intuïtie. Een tegenkracht, tegen alles wat hard, koud en versteend is. Die heilige Geest krijgt de kans om door te breken overal waar mensen zich verbinden aan elkaar." Zich verbinden aan elkaar… er zullen altijd mensen zijn die dat blijven doen, mensen met hartstocht voor vrede en gerechtigheid. En daarom mogen wij altijd hoopvol in het leven staan. Het lijkt misschien dat het allemaal achteruit gaat met de kerk en ons geloof. Zo hoor ik mensen tenminste soms praten. Maar ik geloof dat maar ten dele. Ik geloof  tegelijkertijd ook dat God zal zorgen dat er nieuwe vormen ontstaan en dat er een frisse GEEST blijft waaien, zijn Geest. Als wij de kern maar doorgeven: de GEEST VAN LIEFDE die Jezus bezielde, de GEEST die in vele eeuwen bij zo veel verschillende volkeren en op zoveel verschillende manieren heeft gewerkt. Iedere generatie opnieuw geeft de heilige Geest van God ons weer energie om te werken aan zijn vrede en aan zijn gerechtigheid. Het is aan ons om ons hart te openen als die goddelijke Geest ons wil raken. Amen


Pastor Ben Wolbers o.carm.


Overweging 2e zondag van Pasen


Handelingen 2, 42-47, Johannes 20, 19-31                        


Ik ben er zeker van dat iedereen een angstige ervaring heeft gehad en misschien nog zou kunnen ervaren. We zouden teleurgesteld zijn. Er zijn veel ervaringen die ons pijn doen. Wat voelen we als we in die situaties zijn? Wat kunnen we doen? Er zijn veel mensen die met slechte ervaringen leven, maar ook meerderen die wanhopig zijn en zich overgeven aan die situaties. We horen vaak dat er veel mensen zijn die durven om het leven te benemen omdat ze hun toestaand niet kunnen accepteren. Na de kruisiging van Jezus waren de leerlingen doodsbang. Zelfs durfden zij Jezus niet te verdedigen toen Jezus werd gearresteerd en ter dood veroordeeld. Het evangelie van vandaag vertelt ons dat de leerlingen zich in een gesloten huis verstopten. Zij waren bang  dat de Joden kwamen om hen te arresteren. Sommigen van hen waren misschien teleurgesteld waarom zij Jezus hadden gevolgd. Dat was logisch want zij hadden hun familie en hun dorp verlaten om Jezus te volgen. Zij vroegen zich af waar zij verder  naar toe zouden gaan en aan wie zij zich toevertrouwden want Jezus, hun leraar en meester was veroordeeld en aan het kruis was gestorven. In het evangelie hoorden wij dat Jezus plotseling binnen het gesloten huis kwam en zei: “vrede zij u”. Vreugde vervulde de leerlingen die bij de verschijning van Jezus toekeken. Het woord en de aanwezigheid van Jezus waren echt een bemoediging en een troost. Jezus wilde hen laten zien dat Hij niet dood was geweest. Hij heeft over de dood overwonnen. De leerlingen moesten uit de angst komen want Hij die was gezonden om de wereld te verlossen is al verrezen. Jezus wilde hen laten weten dat Hij hen nooit zou verlaten. Zij hoefden niet bang te zijn want zij werden ook gezonden om te verkondigen dat Jezus was verrezen en om de taak van Jezus voort te zetten. Verder hoorden wij dat Jezus weer voor de tweede keer verscheen. Tomas die niet bij de eerste verschijning was geweest geloofde niet in wat de andere leerlingen vertelden dat zij Jezus hadden gezien. Hij was bij tweede verschijning. Toen werd zijn geloof uitgedaagd. Uiteindelijk geloofde hij dat Jezus was opgestaan. Jezus heeft de vrede gebracht in de wereld. Zoals bij de leerlingen zo komt Jezus altijd bij ons om te zeggen: “vrede bij u”. Vrede betekent leven zonder druk en bedreiging. Iedereen mag leven in een ware vrijheid waar de mensen elkaar waarderen. Vrede betekent leven in een ruimte waar de mensen met een oprecht hart elkaar liefhebben en elkaar helpen. Vrede betekent dat we leven door en in Geest van God. Ons leven wordt geleid door de heilige Geest. Vandaag worden we ook gevraagd om in God te geloven. We geloven dat Jezus is verrezen. Maar soms zijn wij net als Tomas, vooral als wij in een moeilijke situatie zijn waar ons geloof echt wordt uitgedaagd. Wij zijn boos op Hem. Zelfs wij twijfelen aan het bestaan van God. Het verhaal van de verschijning van Jezus vertelt ons dat God het is die ons nooit verlaat. Op allerlei manieren toont Hij dat Hij altijd bij ons is. Daarom zegt Jezus tegen Tomas: “wees niet langer ongelovig maar gelovig”. Als we geloven, werkt Gods genade in ons leven. Geloven heeft niet te maken met of we iets kunnen tasten en aanraken en of we iets kunnen zien. God is ontastbaar en onzichtbaar. Daarom prijst Jezus hen die niet zien maar toch geloofd hebben. Geloven is niet wat we doen maar wat we ervaren in onze relatie met God. Dat we zijn aanwezigheid kunnen voelen, dat we met Hem vast verbonden zijn is geloof. Geloven betekent dat we Gods wil in ons leven laten gebeuren. Dus in God geloven lost onze problemen niet op, maar het geloof maakt ons krachtig. We vertrouwen op Hem dat Hij het beste wil doen voor ons. In Hem, door Hem en met Hem kunnen we het lichtje zien in de duisternis. Zoals de leerlingen, zo worden we geroepen en gezonden om van Jezus verrijzenis te getuigen. Het leven van de eerste christenen is een model voor ons hoe wij kunnen leven als leerlingen van Jezus. Zij leefden in een gemeenschap waar zij in elkaar konden delen en elkaar konden helpen. Zij leefden in Gods liefde. Als we zo doen, getuigen we van Gods opstanding. Leven door elkaar lief te hebben is een manier waarop we onze naaste laten zien dat de verrezen Jezus in en met ons is. ons leven is een getuigenis dat wij christenen zijn. Laten wij bidden voor de mensen die angstig en onrustig zijn, voor de mensen die worden onderdrukt. Moge het licht van Jezus verrijzenis een kracht zijn voor hen en mogen zij troost ervaren in hun moeilijke situatie. Wij bidden ook voor de vredesstrijders die strijden voor de vrede. Moge God hen kracht geven tot zij vrede en vrijheid vinden.


Simon Taa o. carm.


Overweging Tweede Paasdag


 


Als u de verhalen over Jezus, die zich na zijn dood als levende laat zien, naast elkaar legt zult u zien dat er maar één punt van overeenkomst is: Jezus leeft en de boodschap dat Hij leeft, moet verder verteld worden. Hij ís de levende. Dit ging in de eerste en tweede eeuw als een lopend vuur door het immense Romeinse Rijk. Het verhaal hoe Hij had geleefd, wat Hij te vertellen had, hoe Hij bevrijdend omging met mensen, ja, dat Hij zelfs zonden vergaf. En dat alles had een klap op de vuurpijl gekregen: Hij was dan wel gestorven met de meest vernederende en pijnlijkste dood die de Romeinen konden bedenken, maar God had zijn leven bekrachtigd. Het was alsof er vanuit de hemel werd gezegd: dit leven was góed en jullie vernietigen het niet… In dat Romeinse rijk, met enorme aantallen mensen die aan de onderkant van de samenleving bungelden, was dit een boodschap die door velen graag werd ontvangen; die de mensen als het ware indronken. Of je nu een slaaf was in de mijnen of iemand uit de hoogste klassen van de maatschappij, rijk of arm, gezond of ziek: God laat niet los, ook niet als er naar onze menselijke maat alleen nog maar mislukking en dood is. Dat was tweeduizend jaar geleden. Maar nu, hoe is dat zo’n tweeduizend jaar later? Kunnen wij die boodschap nog ontvangen: ‘Hij leeft’? Kunnen wij de intuïtie toelaten dat aan alle wreedheid, geweld, onrecht en noem maar alle andere vormen van ellende op, dat dit niet het laatste woord heeft? Kunnen wij die boodschap in ons leven opnemen dat de Eeuwige die door Jezus Abba werd genoemd,  dat Die het laatste scheppende Woord spreekt. Dat zelfs als wij mensen het verknoeien er een ‘en tóch’ is. Het is echter een misvatting om te denken dat dit evangelie van leven alleen na ons aardse leven zou gelden. Wij christenen hebben nogal eens het verwijt gekregen dat wij misstanden vergoelijken met de belofte dat mensen het later in de hemel beter krijgen. Maar je ziet juist heel vaak het tegengestelde gebeuren. Mensen die vertrouwen in een God die het leven geeft gaan juist in woord én vooral ook daden het leven  doorgeven aan anderen. In Bijbelse termen gezegd: ‘Zij kennen God’ of ‘Zij kennen Christus’. Voor de betekenis van dat ‘kennen’ moeten we naar het oude testament, waarin ‘kennen’ een heel intieme klank heeft, zoals een echtpaar elkaar door en door kennen: samen leven, samen slapen, van elkaar zijn en bij elkaar horen. Die voorál solidair met elkaar zijn, door dik en dun. Mensen die God ‘kennen’ als een God van leven, willen leven geven aan de wereld en aan mensen én ze vertellen ervan; ze vertellen over waar zij hun inspiratie vandaan halen net als de eerste apostelen. Die trokken de wereld in om die boodschap van leven aan de wereld te brengen. Ze deden dat met woord en daad en gevaar voor eigen leven. Mensen die diep in het leven geloven gaan en geven, zonder er al te veel bij na te denken. Dat deden die eerste verkondigers van het evangelie ook: ‘God heeft Hem ten leven opgewekt’, was hun boodschap. Petrus eindigde zijn leven ook aan het kruis, Paulus werd onthoofd anderen stierven in een Romeinse arena. Zo kwamen veel van die eerste verkondigers aan hun eind. Maar ze bleven geïnspireerd en hun woorden inspireren ons nog steeds. Hij lééft, in ons, onder ons en over onze grenzen heen. Dat we dat doorgeven aan elkaar. 


Zuster Susan van Driel o.carm.


Overweging Paaszondag


De eerste lezing: Handelingen 10: 34a.37-43, de tweede lezing: Johannes 20: 1-9


Hij is niet hier, Hij is verrezen.


Ieder jaar vieren wij de verrijzenis van onze Heer, Jezus Christus. De verrijzenis is het fundament van ons geloof. Jezus die had geleden en was gekruisigd is verrezen. Dit is de viering van Jezus overwinning. Zijn apostelen hebben er ons van overtuigd dat Jezus is verrezen. De opstanding van Jezus is bewijs dat Gods kracht zonde en dood overwint, hoewel de vraag nog steeds bestaat of de verrijzenis waar is. Deze vraag komt zowel van christenen als van niet – christenen. Dat niemand zag hoe Jezus verrees is de reden waarom veel mensen dat zich afvragen. Voor ons is geloof niet over wat wij zien of wat wij tasten en voelen. Als wij over geloof praten, praten wij over wat wij ervaren in onze relatie met God. God is ontastbaar. Zijn aanwezigheid is onzichtbaar. Petrus en Johannes gingen naar het graf van Jezus. Wat kwamen zij daar tegen? Het graf was leeg. Jezus lag er niet meer. En zij geloofden dat Jezus verrees. Zagen zij hoe Jezus verrees? Nee. Zij zagen dat niet. Maar het lege graf liet hen weten dat Jezus was opgestaan. Die gebeurtenis opende hun begrip. Zij begrepen wat Jezus had gezegd, dat Hij na drie dagen zou verrijzen. De leerlingen die vol vertrouwden op de opstanding van Jezus gingen overal heen om te verkondingen dat Jezus was verrezen. Petrus verkondigde zonder aarzelen dat Jezus degene was die was gezalfd. Hij kwam om de wereld te redden. Hij was degene die overal heen ging om de mensen tegen te komen. Zieke mensen werden genezen door Hem. Maar zij die het niet eens waren geweest met wat Jezus had gedaan, hebben Hem aan het kruishout geslagen. Velen die de getuigenis van de leerlingen hoorden, vertrouwden op wat de leerlingen verkondigden. Wat betekent Pasen voor ons?


Pasen betekent overwinning


Het plan van God kan niet worden verhinderd door de kracht en de macht van de wereld. Jezus kwam om het koninkrijk van God te verkondigen. Hij riep op tot bekering. Hij bekritiseerde het onrecht van de heersers en religieuze leiders. Mensen die beledigd waren, waren boos op Hem. Zij die het niet met Hem eens waren, probeerden om Hem te vermoorden. Uiteindelijk is Jezus gekruisigd. Maar op derde dag is Hij opgestaan. Hij heeft over de zonde en de dood zegegevierd.


Pasen betekent hoop


Wat is de bestemming van ons leven? Wat en hoe zal er gebeuren na ons leven in deze wereld? Deze vragen omringen ons. Pasen verzekert ons van eeuwig leven. Iedereen die in Jezus gelooft zal beloning van het eeuwige leven ontvangen. Zij die op Hem vertrouwen zullen worden verrezen.


Pasen betekent nieuw leven


Gods verlossing is voor iedere mens. God biedt ons die verlossing gratis aan. God wil dat wij op dit aanbod reageren. Wij zijn geroepen om in Hem te leven. Ons positief antwoord op zijn roeping is het begin van het proces om de nieuwe mens te worden. De verrijzenis is het symbool van het nieuwe leven. Door Christus zijn wij opgestaan van onze zwakheden en onze zonden. Wij leven opnieuw in Hem. Aan de Galaten schreef Paulus: “ik leef niet meer, Christus leeft in mij. Nieuw leven betekent dat ons leven geleid wordt door de heilige Geest. 


Pasen betekent missie/zending.


Iedereen die in Jezus leeft wordt geroepen en gezonden om Zijn opstanding te verkondigen. Wij zijn de getuigen van zijn verrijzenis. Daarom is ons leven een getuigenis van Jezus opstanding. Ons leven is een genade voor onze naaste.


Simon Taa o.carm.


Overweging op Palmzondag


Evangelielezing: Mattheüs 21, 1-11


 Jezus wordt vandaag ingehaald op een manier die eigenlijk alleen gebruikelijk was bij de intocht van een koning. De mensen rukten takken van de bomen, ze spreidden kleden uit op de weg waar hij overheen zou gaan en ze riepen: “Hosanna, gezegend is hij die komt in de naam van de Heer”. Alleen één ding was niet zo gebruikelijk, - zelfs ongebruikelijk: Jezus gebruikte een ezelsveulen, een jonge ezel waarop nog nooit iemand had gezeten. Door dat nadrukkelijk te vermelden zegt het evangelie dat Jezus geen gewone koning was, maar een heel bijzondere…Zijn koningschap was niet een koningschap van pracht en praal, heldhaftig of trots. Jezus was vooral koning door zijn eenvoud en door zijn zorg en zijn bezorgdheid om het lot dat mensen soms te dragen krijgen. Dát wil dit evangelie benadrukken. Jezus was een man van de dienstbaarheid, - dat zullen we trouwens ook heel uitdrukkelijk horen op Witte Donderdag, als hij de voeten wast van zijn leerlingen… Maar hoe zorgzaam, goed en rechtvaardig hij ook was, toch riep hij ook irritatie op, verzet en zelfs haat. Dat zullen we in de komende week ook hóren, m.n. op Goede Vrijdag. Dan wordt het ‘hosanna’ van vandaag tot een ‘weg met hem, aan het kruis met hem’. Maar juist toen… juist toen hij zeer ernstig op de proef werd gesteld… toen de mensen hem lieten vallen: …’aan het kruis met hem’… en toen zijn vrienden hem in de steek lieten …’konden jullie dan nog niet één uur met mij waken’… en toen het erop leek dat zelfs God hem té zwaar zou gaan beproeven …’God mijn God, waarom hebt U mij verlaten’… juist toen bleef hij na een zware innerlijke strijd toch overeind want ook toen bleef hij oog houden voor zijn moeder, Maria, en voor zijn beste vriend, Johannes, en vroeg hij hen om voor elkaar te zorgen… tot zijn moeder zei hij over Johannes: 'zie daar jouw zoon'… tot Johannes zei hij: 'zie daar jouw moeder'… ja, zelfs toen had hij ook nog de kracht te bidden voor zijn beulen …’Vader vergeef het hen, want ze weten niet wat ze doen’… en kon hij een bange misdadiger moed inspreken …’jij zult vandaag nog met mij zijn in het paradijs’… en dit alles kon hij omdat hij tot het allerlaatste bleef geloven dat God hem niet los zou laten… Deze koning op zijn ezelsveulen vraagt ons de komende week om met hem mee te gaan, met hem mee te leven: hij vraagt ons om ons te bezinnen op zijn manier van leven, op zijn liefde voor God, en op zijn vertrouwen in God… Hij laat ons zien wat het is om ook in grote beproevingen of moeilijkheden te blijven geloven in Liefde, Gerechtigheid, Zachtmoedigheid… Een heel actuele boodschap. Laten we de komende week met Jezus in de geest de weg gaan die hij ging. 


Ben Wolbers o.carm., pastor-teamleider


Overweging op de vierde zondag van de 40-dagentijd


1Sam 16, 1b, 6-7, 10-13a, Johannes 9, 1, 6-9, 13-17, 34-38              


Een transformerende Ontmoeting


In het evangelie dat wij net hoorden komen wij een verhaal van de ontmoeting tussen Jezus en een blinde man tegen. Die man was blind sinds zijn geboorte. We kunnen ons voorstellen hoe verdrietig hij was. In zijn beperkingen kon hij niet veel voor zichzelf en anderen doen. Zelfs was hij afhankelijk van de hulp van anderen. Hij was misschien teleurgesteld en vroeg zich af waarom hij was geboren in zo’n toestand. Bovendien leed hij niet alleen lichamelijk maar ook geestelijk. In de Joodse traditie geloofden zij dat een ziekte werd veroorzaakt door de zonde. Niemand wilde met hem/haar een contact houden, want Iemand die met een zondaar praatte of hem/haar aanraakte werd onrein. In zijn moeilijke situatie kwam Jezus bij hem. Dat was geen gewone ontmoeting maar echt een bijzondere ontmoeting. In zijn teleurstelling kwam iemand die hem wilde helpen. En hij had niet gedacht dat hij Jezus tegen zou komen en die ontmoeting hem zou veranderen. Hij werd genezen. Hij kon zien. Zijn verlangen werd beantwoord. Bovendien vond hij wat het belangrijkste was in zijn leven. Hij leerde Jezus kennen en ging uiteindelijk in Hem geloven. Het is Ongetwijfeld dat het verhaal van de genezing een wonder is. Wat is de bedoeling dat Jezus een wonder doet? Om te laten zien dat hij de Machtige is? God heeft grootste macht en Hij kan alles doen. Volgens mij is het niet de bedoeling. Het verhaal die wij vandaag horen is een verhaal van openbaring. Jezus wil laten zien wie God is. God is Liefde. Omdat Hij ons liefheeft komt Hij ons tegemoet. Door het wonder wil Jezus tonen dat God een liefdevolle God is. Hij komt naar ons toe, omdat wij zondig zijn, om ons te verlossen. Dus Hij komt niet om ons te veroordelen maar om te redden. God kent ons meer dan wij onszelf kennen. De mensen beoordelen op wat ze zien, maar God kijkt naar onze diepste hart. Het verhaal dat wij hoorden in de eerste lezing laat ons zien dat God ziet wat verborgen is. Het verhaal van de zalving van David tot de koning van Israël toont dat God precies weet wie Hij wilde kiezen. Daarom toen Samuel Eliab wilde zalven zei God tegen hem: “ga niet af op zijn voorkomen of zijn rijzige gestalte; hem wil ik niet. Want God ziet niet zoals een mens ziet; een mens kijkt naar het uiterlijk, maar de Heer kijkt naar het hart”. Iedere dag en iedere levenservaring zijn de momenten waarop God zich ons openbaart. Tegelijkertijd is het een roeping om naar Hem toe te komen. Wij zijn gevraagd om Hem dieper te leren kenen.  Zoals aan de blinde, zo vraagt Jezus ons of wij in Hem geloven. In Hem geloven is een teken dat wij bereid zijn om zijn genade te ontvangen. Jezus vraagt ons om nederig te zijn. Daarom is het wonder dat Jezus doet ook een roeping tot bekering. Bekering vraagt om bewustzijn dat wij onrein zijn en wij Gods genade nodig hebben. Die blinde man was zich bewust dat hij blind was. Zijn verlangen was dat hij kon zien.  Daarom waren zijn redenering en zijn hart ontvankelijk om Gods genade te ontvangen. Jezus maakte wat slijk van zand en speeksel en streek dat op zijn ogen. En verder vroeg Jezus hem naar Siloam toe te gaan om zijn ogen te wassen. Die blinde man vroeg zich niet af waarom Jezus zo’n onbegrijpelijke manier deed om hem te genezen. Hij had een groot vertrouwen. Hij geloofde in Jezus ondanks dat hij Jezus niet goed kende. Zijn ontvankelijkheid  maakte hem in staat om het Licht te kunnen zien. God kent wie wij zijn. Hij komt ons tegemoet. Hij vraagt ons om Hem te ontvangen in alle situaties. Mogen wij Gods genade ervaren en beleven in ons dagelijks leven. Mogen wij ontvankelijk kunnen zijn om Gods wonder te zien in elke gebeurtenis. En moge Gods aanwezigheid en zijn oneindige genade ons genezen.


Simon Taa o.carm.


Overweging op de tweede zondag van de 40-dagentijd


Lezingen: Genesis 12,1-4a en Mattheüs 17,1-9


Inleiding


Het is een merkwaardig verhaal dat we vandaag in het evangelie zullen horen. Jezus neemt daar Petrus, Johannes en Jacobus mee naar een hoge berg. Voor hun ogen verandert Jezus van gedaante. Ze zien hem, zoals ze hem nog nooit gezien hebben: zijn gezicht straalt als de zon en zijn kleren lijken stralend wit te worden. En opeens verschijnen dan ook nog de twee belangrijkste profeten uit het Oude Testament: Mozes en Elia. Met hen gaat Jezus in gesprek. Het is geen makkelijk evangelie, waar we vandaag mee te maken krijgen. Maar waar we het volgens mij eens over kunnen zijn, dat is dat het ons wil laten zien waar wij onze innerlijke kracht vandaan kunnen halen, wanneer de tijden onzeker of angstig zijn: namelijk dat God ons nabij wil blijven, wat er ook gebeurt. Laten we ons vandaag door het evangelie laten inspireren. 


 Overweging


Het kan je soms overkomen dat je al jaren met iemand omgaat maar dat je die persoon pas na een bepaald gesprek of een bepaalde gebeurtenis veel beter leert kennen. 'Zó kende ik je niet', zeg je dan misschien. Die ander blijkt een kant te hebben waar je eigenlijk nooit zo uitdrukkelijk bij stil had gestaan. Ik stel me zo voor dat de leerlingen van Jezus zoiets ook is overkomen, -  daar, boven op die hoge berg. Want daar gebeurde het dat ze Jezus zagen, zoals ze hem nog nooit hadden gezien: zijn gezicht straalde als de zon en zijn kleren leken stralend wit te worden. Wat kan dit betekenen? Misschien is het goed hier te bedenken dat er zes dagen vóór deze zogenaamde 'gedaanteverandering' iets is gebeurd dat hier waarschijnlijk direct mee te maken heeft. Jezus had toen namelijk met zijn leerlingen gesproken over de weerstand die hij iedere keer weer opriep, vooral bij de leiders van Israël. En hij had daaraan toegevoegd dat dat daar zeer waarschijnlijk moeilijkheden van zouden komen en dat het zelfs niet uitgesloten was dat dit wel eens zijn dood zou kunnen betekenen. Petrus en de andere leerlingen waren daar enorm van geschrokken. Misschien was het visioen dat de drie leerlingen daar toen op de berg Thabor te zien kregen, door God wel bedoeld om hen een hart onder de riem te steken en hen duidelijk te maken dat God Jezus niet alleen zou laten… Misschien dat dáárom ook, als een soort uiterste bevestiging, een stem uit de wolken klonk: 'Dit is mijn liefste zoon, een man naar mijn hart. Luister naar hem'. Ik stel me zo voor dat de leerlingen achteraf tegen elkaar gezegd hebben dat toen, heel even, de vólle betekenis van Jezus lichtend duidelijk werd: dat hij werkelijk de zeer beminde zoon van God was. En dat was zó indrukwekkend en zó bijzonder geweest dat Petrus dat beeld graag vast had willen houden. Maar er is meer. In dit visioen zagen Petrus, Jacobus en Johannes niet alleen Jezus in volle glorie. Ze zagen ook Mozes en Elia. Mozes die het joodse volk bevrijd had uit zijn slavernij-bestaan en Elia die met al zijn kracht had gestreden tegen onrecht en tegen de uitbuiting van zijn volk. Petrus en zijn collega-leerlingen zagen dat Jezus daar toen in dit visioen in gesprek ging met deze Mozes en Elia. Voor mij betekent dit dat er de eeuwen door – dus ook vóór Jezus – veel vaker al mensen zijn geweest in wie God - zoals het evangelie zegt - zijn welbehagen had gesteld… én dat er ook ná Jezus, en nu nog steeds opnieuw, zulke mensen zijn… Misschien zijn we ons dat wel eens te weinig bewust. Wij horen dagelijks over terroristen, over corrupte mensen en over criminelen… dat horen we zó vaak dat wij bijna dreigen te vergeten dat er nog altijd mensen zijn die juist wél deugen, die gewoon goed zijn, 'mensen naar Gods hart'... Als je bij voorbeeld ziet wat ouders opbrengen die een kind met een beperking hebben... daarover verschijnt bijna nooit iets in het journaal... Er zijn zoveel vrouwen en mannen die in stilte het goede doen, gewoon omdat het goede het goede is. Zoveel mensen zijn en blijven gewetensvol en integer, ook als het moeilijk wordt. Zoveel mensen lopen niet weg voor andermans verdriet, maar durven je juist dan nabij te zijn. Zoveel mensen helpen vrijwillig in het opvangen van daklozen, asielzoekers en andere mensen die niet zonder hulp en steun kunnen… en persoonlijk denk ik ook (omdat ik onlangs enkelen van hen ontmoette) aan vrijwilligers die in een hospice zieken steunen in de laatste fase van hun leven. In al zulke mensen krijgen wij iets te zien van die lichtglans die God uitspreidde over Jezus in zijn gesprek met Mozes en Elia op de berg. Zulke mensen zullen er altijd zijn. Daarom tot slot: als we goed luisteren naar de verhalen die we vandaag hoorden, is de vraag niet wat er toen precies gebeurd is. Nee wij horen vandaag hoe wij bedoeld zijn, wat onze bestemming kan zijn. Het visioen van vandaag leert ons welke goede en mooie mogelijkheden wij eigenlijk in ons meedragen. Ik kan het ook anders zeggen: de schijnwerper van de heilige Schrift was vandaag niet alleen op Jezus gericht, - niet alleen – in de eerste lezing – op Abraham, ook niet alleen – in het evangelie – op Mozes en Elia, maar vooral op God zelf die ons nabij wil zijn en ons wil helpen op de weg die we te gaan hebben. Amen


Ben Wolbers, pastor-teamleider o.carm.


Overweging op de eerste zondag van de veertigdagentijd


Als je een concentratiekamp uit WO II bezoekt, ikzelf ben in Dachau en in Auschwitz-Bergenbelsen geweest, dan word je geconfronteerd met alle gruwelijkheden die daar zijn gebeurd. Natuurlijk hebben wij daar ook heel veel over op televisie gezien en in boeken gelezen. Maar als je daar bent komt het naar mijn ervaring nog veel harder binnen. Voor de wreedheden die mens tegen mens hebben begaan zijn eigenlijk geen woorden genoeg te vinden. In die plaatsen zijn ook altijd tentoonstellingen over het leven op het kamp. Er hangen foto’s en namen van slachtoffers, eindeloze rijen slachtoffers. Maar ook zijn er de foto’s van de daders, de mensen die de wreedheden hebben begaan; die miljoenen mensen systematisch hebben vermoord door vergassing, door ze uit te putten, door ze zo te mishandelen dat ze eraan stierven. Je ziet de portretfoto’s van meestal vrij jonge mannen die lachend in de camera’s kijken. Je ziet ook de foto’s van de gezinnen die, vooral van de SS-officieren, op of bij het kampterrein woonden: een knappe vrouw, blozende lachende kinderen. Die SS-officieren, waren meestal echtgenoten en vaders die echt goed waren voor hun gezin. Dat gezin kwam niets tekort. En tóch, waren diezelfde mannen in staat tot grote wreedheid en massavernietiging. Juist die foto’s van die knappe jonge mannen, die goede huisvaders, hebben op mij diepe indruk achtergelaten. Want ik zag dat het mensen waren. Geen dieren, geen monsters, maar mensen. Mensen, zoals ik er een ben. Dat leidde bij mij tot de vraag: Ben ik anders? Zou ik anders handelen, als ik in eenzelfde situatie zou komen of in een gelijksoortige tijd zou leven? Zou ik andere keuzen maken? Zou ik gaan voor het goede? En, een nóg moeilijker vraag: Wat ik het goede vind, is dat ook het goede? Ook die kampbewaarders waren ervan overtuigd dat wat zij deden juist was. En in onze dagen denkt Poetin dat ook… Als ik het verhaal uit de eerste lezing hoor, denk ik dat het ten diepste over die onderscheiding gaat. De mensen in dit scheppingsverhaal, Adam en Eva, lijken op baby’s. Ze zijn naakt maar zonder schaamte. Ze leven in een paradijs, met volop voedsel, zonder dat ze daar veel voor hoeven doen. En vooral: ze weten nog helemaal niets van goed en kwaad. Dat is het belangrijkste, want juist dit vermogen, kiezen tussen goed en kwaad, maakt het verschil uit tussen mensen en dieren, tussen volwassenen en kleine kinderen. Als God de mensen verbiedt om van de boom van goed en kwaad te eten, is Hij als een vader of moeder die een kind iets verbiedt omdat het er nog niet aan toe is. Die het kind nog even kind wil houden, maar die ook wel weet dat dit ooit voorbij is. Want de mens, iedere mens, móet een keer gaan eten van de boom van de kennis van goed en kwaad, om een volledig, volwassen mens te worden. Zoals een kind uiteindelijk zelfstandig keuzes moet maken. Dat scheppingsverhaal laat in de daarop volgende verzen ook weten dat na het eten van de vruchten van de boom van goed en kwaad het menselijk leven getekend wordt door moeite. Ook inzicht krijgen in wat goed is en wat kwaad is, is er niet vanzelf. Dat laten die foto’s in de concentratiekampen wel zien. Ieder mens die een beetje zelfinzicht heeft, en gezien onze leeftijd zijn dat de meesten van ons, die heeft enig weet van het kwaad in zichzelf. Opvallend vind ik dat mensen die narcistisch zijn dat zelfinzicht niet hebben. Die zullen het ook nooit krijgen, want iedere glimp van inzicht op zichzelf schuiven ze resoluut aan de kant. Die zelfkennis maakt ze namelijk in eigen ogen zwak. Een narcist móet de mooiste, beste geweldigste mens zijn, hij of zij kan dus nooit het kwaad in zichzelf onder ogen zien. Maar de meesten van ons kunnen dat met de nodige moeite, en met vallen en weer opstaan wel. En dat is de weg naar genezing; de weg naar de keus tot het goede, naar dat wat tot heil is van mensen en de wereld. Een keus, weg van enkel liefde voor zichzelf tot liefde voor alles en allen. Het evangelieverhaal dat wij hebben gehoord laat weten dat Jezus ook die lastige weg is gegaan. Hij ging de confrontatie aan met zichzelf en zag de verleidingen van ons menszijn onder ogen: zelfverrijking, machtswellust, zelfverheerlijking. Dat inzicht was voor Hem de weg om te komen tot een leven waarin Hij Gods goedheid onder ons mensen bracht. Bidden wij dat wij deze 40 dagentijd de confrontatie met onszelf zullen aangaan opdat zijn goedheid ook in ons aan het licht komt. Amen.


Zr. Susan van Driel o. carm.


Overweging 6e zondag door het jaar, 12 februari 2023


Jezus Sirach 15, 15-20


Matteüs 5, 20-22; 27-28; 33-34; 37


Overal kunnen we regels, wetten of geboden tegenkomen die ons leven regelen. Elke gemeenschap of instelling heeft  zijn eigen regels als een basis van hun leven. Iedere staat heeft zijn eigen wet waarmee ze het leven van de staat regelen. Iedere wet of regel is gemaakt met bedoeling dat ons leven in orde kan zijn. Dat betekent dat als we volgens regels leven, zal ons leven ordelijk zijn. Regels helpen ons om ons samen leven op te bouwen.


In het evangelie dat we net hoorden bekritiseerde Jezus de Farizeeën en de Schriftgeleerden. Uit andere bijbel teksten en andere bronnen weten we wie de farizeeën en de Schriftgeleerden waren. De Farizeeën waren degenen die de Thora radicaal wilden uitvoeren. Het probleem was dat zij dat deden om andere mensen te laten zien dat zij goede mensen waren. Zij gingen bidden in openbare plaatsen met de bedoeling dat mensen dat konden zien. Zij deden dat om hooggeacht te worden.


De Schriftgeleerden waren degene die de Thora speciaal leerden. Zij begrepen de Thora meer dan andere mensen. Het probleem was dat zij aan anderen leerden maar zij oefenden dat niet uit. Zelfs wat zij leerden belastte anderen. Zij gebruikten de regels voor hun eigen belang. Daarom zegt Jezus in het evangelie: “als jullie gerechtigheid niet méér betekent dan die van de Schriftgeleerden en de Farizeeën, zul je het koninkrijk der hemelen zeker niet binnengaan”. De aanwezigheid van Jezus en zijn woord maakte de Farizeeën en de Schriftgeleerden vaak ongemakkelijk, verontrust en geïrriteerd. Daarom werd Jezus vaak beschuldigd van het overtreden van Joodse wet. Zij dachten dat Jezus was gekomen om de Wet van de profeten op te heffen. Wat Jezus zegt in Matteüs 5, 17 maakt het voor ons duidelijk dat hij is gekomen niet om die wet op te heffen maar om te vervullen. Dus Jezus is niet tegen de wet van de profeten. Jezus bekritiseert hoe de mensen die wet in de praktijk brengen. Jezus is tegen het misbruik van wetten of regels.


In principe zijn regels of wetten goed voor ons leven en we hebben het nodig om samen het leven te regelen. We kunnen ons voorstellen wat er zou gebeuren als er geen regels zijn. Alles zou niet in orde kunnen zijn want iedereen doet wat hij/zij wil zonder rekening houden met andere mensen. Jezus vraagt ons om niet letterlijk naar wet te kijken en naar de praktijk te brengen maar dieper dan wat er is geschreven. We kijken naar de geest van de regel.  Een regel is gemaakt voor het welzijn van mensen. Daarom wordt een wet in ons leven toegepast, niet omwille van die regel zelf, maar allereerst voor het welzijn van de mensen.  


Wij hoorden in de eerste lezing dat we gevraagd zijn om het gebod van God oprecht en van ganser harte uit te voeren. God wil dat wij een goede relatie met Hem en met andere mensen hebben. De toepassing van de regels moet ons brengen tot respect  voor God en tot menselijke waardigheid. We kunnen niet zegen dat we een goede relatie hebben met God terwijl we een slechte relatie met onze naaste hebben.  Daarom vraagt Jezus ons om te doen meer dan wat er letterlijk is gezegd in de regels. Doden is zeker niet goed. Het is ons verboden om anderen te doden. Maar elke beledigende en kwetsende woorden of opmerkingen zijn ook verboden want we kunnen ook anderen vermoorden door wat we zeggen. Echtbreuk plegen is verboden. Maar Jezus vraagt ons om goed voor ons hart en onze gedachten te zorgen en onze ledematen goed te gebruiken. Een slechte gedachte en het misbruik van ledematen zijn ook een echtbreuk.


De toepassing van regels of wetten helpt ons om een goede relatie met God, met onze naaste en met de natuur op te bouwen. Dus het helpt ons om volmaakt te zijn, dat we God en onze naaste kunnen liefhebben met heel ons hart en onze ziel. Op deze manier antwoorden we op wat in de eerste lezing zegt dat als we de geboden van God onderhouden, we onze God kunnen behagen. Als we zo doen, zal ons leven een zegen zijn voor onze naaste.


Pastor Simon Taa, o.carm.


Overweging Zondag 29 januari 2023, bij Matteus 5, 1-12


Op de goede weg


Stelt u zich voor dat wij dicht bij Jezus zitten op de berg en zijn woorden goed kunnen horen. Verbaast het u dat Jezus zijn onderricht begint met de woorden: Gelukkig wie nederig van hart zijn, want voor hen is het koninkrijk van de hemel. Hoort u ook in deze woorden de beginwoorden van Psalm 1 die begint met Het woord: Gelukkig, gelukkig de mens die…..


In Psalm 1 worden twee wegen geschetst: de weg waar God en mens samen door het leven gaan en de weg waar de mens zonder God door het leven gaat, denkend genoeg aan zichzelf te hebben. De mens die de levensweg samen met God gaat, wordt gelukkig genoemd. Jezus begint met een herhaling van deze eerste Psalm en Hij prijst net als deze Psalm al die mensen gelukkig die nederig van hart zijn, die hun levensweg gaan met God. Jezus begint zijn rede dus met tegen ons te zeggen: Gelukkig jullie hier samen, gelukkig jullie die geloven, die luisteren en handelen naar het woord van God. Gelukkig zijn jullie dat je je vertrouwen op God stelt. Gelukkig zijn jullie, want voor jullie is het koninkrijk van de hemel. Jezus vervolgt zijn onderricht met Gelukkig de treurende, want zij zullen getroost worden. Ik hoor deze woorden iets van wat Jezus bedoelt met het koninkrijk van de hemel. Het koninkrijk van de hemel is daar waar treurende worden opgemerkt, worden gezien. Dat er mensen zijn die zich om hen bekommeren, naar hen luisteren, hen nabij zijn. Die door hun vaak stille aanwezigheid en liefde een troost zijn. Jezus zegt tegen mensen die zachtmoedig zijn: gelukkig dat jij zo bent, je bent op de weg van God! Jezus zegt tegen ons: Zie de zachtmoedige mens, die vrouw of man die anderen altijd voor laat gaan, die zichzelf vergeet. Word zelf een zachtmoedig mens en geef elkaar als vanzelfsprekend dat wat ieder nodig heeft. Heel anders dus dan hoe het toegaat in wat wij noemen de gewone wereld. Daar geldt veelal het recht van de sterke, daar moet je assertief zijn, voor jezelf opkomen, vechten voor wat je nodig hebt, desnoods ten koste van een ander. Jezus prijst de zachtmoedige gelukkig, de zachtmoedige zijn op de goede weg, op de weg van God. We hoeven alleen maar naar Jezus zijn leven te kijken om te weten dat Jezus zachtmoedig is. Evenzo weten we dat Jezus zelf hongert en dorst naar gerechtigheid, dat Hij barmhartig is, een zuiver hart heeft, omwille van de gerechtigheid vervolgd wordt enzovoorts. Als u thuis de hele Bergrede leest, dan merkt u dat alles wat Jezus daarin zegt, door Hem in de praktijk wordt gebracht, dat Hij daarin het voorbeeld is voor ons allen. In deze hele Bergrede en dus ook in deze opening van de Bergrede spreekt Jezus over zichzelf en spreekt Jezus over God. Hij spreekt over de weg die Hij gaat, over de weg die God met Hem en met ons gaat. En het is daarom dat Jezus ons gelukkig prijst als wij net als Hij onze levensweg gaan met God als ijveraars voor Zijn rijk. Het Rijk der hemelen, Gods rijk is in de ogen van Jezus geen mooi sprookje maar werkelijkheid. Gods werkelijkheid waar we middenin mogen leven. Een werkelijkheid die we leren zien als we onze ogen door Jezus laten openen en leren horen wat Hij ons op vele manieren vertelt over God en over Gods werkelijkheid die voor elk mens is te zien, is te ervaren. Ik vermoed dat ieder van u momenten in uw leven heeft mogen ervaren waarin u wist: hier is God, dat u mocht ervaren: dit is wat Jezus bedoelt als Hij zegt dat  Gods rijk is in ons Gods rijk is in ons midden. Graag deel ik met u een eigen ervaring. We waren bij mijn toen al oude moeder op bezoek en ze vertelde ons over toen ze als jonge vrouw van begin twintig doodziek alleen in een ziekenhuiskamer lag. Verlamd en veelal buiten bewustzijn. Mijn moeder zei: als ik even bij kennis was, dan bad ik het onze Vader. Dat deed ik onophoudelijk, maar ik sloeg één bede over: die van Uw rijk kome… Ik dacht toen dat Gods rijk zou komen na dit leven. Ik wilde niet sterven, ik wilde leven! Ik wilde met je vader trouwen. Ze keek uit het raam de verte in, verzonken in haar herinnering aan die tijd. Na een tijdje vroeg ik voorzichtig: en nu, hoe zie je nu het rijk van God? Mijn moeder keek naar ons, keek weer naar buiten en weer naar ons. Haar ogen vulden zich met tranen, ze strekte haar armen uit en zei: jullie, wij samen, dit alles is het rijk van God! Stil bleven we een poos zo samen naar elkaar kijken en wisten: ja, dit is het rijk van God. Zulke momenten zijn bronnen van geluk, van zegen, van kracht om  verder op Gods weg te gaan en te vertrouwen dat Hij met ons is, ook als er beproevingen zijn, als we worden bespot en uitgesloten. Want velen van ons worden bespot om hun geloof, door familieleden, kinderen, buren… Of door medegelovigen… Ja zo heel dicht bij door mensen die je lief zijn. Dat dan in ons Jezus woorden klinken als bemoediging als hij zegt: Gelukkig zijn jullie. Verheug je en juich! Proberen wij met Jezus Gods weg te gaan. En laten we als we zijn weg kwijt zijn, ons omkeren en Hem en de gerechtigheid dan zoeken in het vertrouwen dat Hij zich steeds opnieuw laat vinden en met ons verder trekt op zijn weg. 


Greetje Feenstra (Woord en Communiegroep)


Overweging oecumenische viering 22 januari 2023


In de verzen die in het evangelie volgens Mattheus voorafgaan aan de lezing die we zojuist hebben gehoord, staat geschreven dat Jezus rondtrekt in heel Galilea. Er staat ook geschreven dat Hij niet alleen in woord maar ook in daad het Koninkrijk verkondigde: ‘ze brachten alle zieken bij Hem, die gekweld werden door allerlei ziekten en pijnen, mensen die bezeten waren door demonen, lijders aan vallende ziekte en verlamden, en Hij genas hen.’ Gewéldig! Het is dan ook niet voor niets dat daarna de zin volgt: ‘En grote groepen mensen volgden Hem. Grote groepen, een mensenmassa, een menigte. Die massa mensen komen we nogal eens tegen in het evangelie. Het is een gezelschap van allerlei soort: mannen en vrouwen, doorsnee mensen, maar ook, hoeren en met de Romeinse bezetter heulende tollenaars, vergelijkbaar met wat in onze tweede wereldoorlog NSB’ers waren.  Een grote menigte die, dat lijkt Mattheüs te suggereren, achter Jezus aan zijn gegaan om zijn naam en bekendheid en om wat Hij ze kan geven. Een mooi stelletje ongeregeld dus, die menigte mensen. Eigenlijk mensen als u en ik. Sommigen slecht, sommigen goed, de meesten heel gewoon een beetje goed en een beetje minder goed. En dan staat er geschreven, op dat moment begint de lezing die we daarnet hebben gehoord: ‘Toen Jezus de mensenmassa zag’. Jezus ziet díe massa mensen, die mensen van allerlei soort. Maar dan maakt Hij toch een onderscheid. Want Jezus lijkt in de lezing niet al die mensen aan te spreken. Nee,  Hij spreekt zijn leerlingen aan, die dicht om Hem heen zijn gaan zitten. Die leerlingen zijn natuurlijk ook mensen die gewoon achter Jezus aan zijn gegaan. Maar er is een verschil, eigenlijk wel een groot verschil. Leerling ben je namelijk pas als je wilt leren. Dat is het kenmerkende van een leerling. De leerlingen zijn er niet zomaar omdat ze nieuwsgierig zijn, of omdat ze genezing of andere hulp zoeken. Nee de leerlingen willen hun leven echt laten raken door de boodschap van Jezus, de boodschap dat het Rijk der Hemelen, het Rijk van God nabij is. Héél dichtbij, het is zelfs, staat in het evangelie, als zuurdesem, dat het brood helemaal doortrekt en doet rijzen. Onzichtbaar is het overal, áls wij het toelaten. Prachtig! In de eerste lezing konden wij echter van Prediker horen dat onze wereld heel vaak in tegenstelling staat tot die wereld van God: ‘Er zijn de tranen van mensen die lijden onder onderdrukking’ en, zegt Prediker, ‘er is niemand die hen bijstaat’. Dat zegt Prediker in die korte tekst zelfs tweemaal: Mensen lijden onder de onderdrukking van andere mensen en ‘er is niemand die hen bijstaat’. Een paar dagen geleden kreeg ik weer een e-mail van Amnesty International. Ze sturen die e-mails heel geregeld om aandacht te vragen voor iemand die ergens ter wereld is opgepakt omdat hij of zij heeft gedemonstreerd of een artikel heeft geschreven dat het regiem van hun land niet zint. Vaak zitten ze jaren in de gevangenis zonder uitzicht op vrijlating. Maar het kan nóg erger, de laatste tijd wordt aandacht gevraagd voor jonge mannen en vrouwen in Iran. Zij hebben gedemonstreerd en  dreigen na een oneerlijk proces opgehangen te worden. Vreselijk! Wie ziet dan, met de woorden van Prediker, ‘de tranen van de onderdrukten’, hún tranen, hun angst en benauwdheid. Tegen de mensen die zijn leerlingen willen zijn, tegen ons dus, zegt Jezus: Het moet anders, het kán ander. Hij maakt dat eigenlijk heel concreet: Hij zegt: je kunt vrede zoeken, zelfs als je wordt vervolgd; barmhartig zijn, zelfs als mensen er misbruik van maken. Jezus leert ons mensen, ons zijn leerlingen, dat wij de liefde van God pas werkelijk kunnen vinden, als wij zelf de liefde dóen; als we niet kwaad met kwaad vergelden maar het zo nu en dan verdragen; als we eerlijk willen zijn, ook al zien we corruptie om ons heen; als we vrede zoeken ook al is de wereld oorlogszuchtig. Dat is niet makkelijk, maar als we dát doen dan staan wij in de onmetelijke liefde van God en schenken wij leven aan deze wereld, die wereld waarin het vaak lijkt alsof het kwaad het voor het zeggen heeft. Het is geen veilige weg. Het is een weg van kwetsbaarheid. Jezus is daar zelf het beste voorbeeld van, Hij ging de weg tot op het kruis. En er zijn talloze anderen die hun leven gaven voor waar ze in geloofden. Er zijn de bekende namen van Martin Luther King, Oscar Romero, Dittrich Bonhoeffer, Mahatma Ghandi, Etty Hillesum. En er zijn talloze mensen waarvan we de namen niet kennen die bereid waren díe weg te gaan. Het is een zéér oecumenisch gezelschap en het zijn lang niet allemaal christenen, ook joden, hindoes, boeddhisten, moslims. Maar allemaal gingen ze die weg van vrede, barmhartigheid, zuiverheid, zachtmoedigheid. Het grondplan van het christendom, zo worden deze zaligsprekingen ook wel genoemd. Als dat grondplan wordt gevolgd, worden mensen die lijden onder onderdrukking wél bijgestaan. Het is niet iedereen gegeven om het zo groot te maken dat het de kranten en het televisienieuws haalt. Dat is ook niet nodig: Het is soms heel eenvoudig en klein, b.v. een brief of een e-mail schrijven voor Amnesty, voor een jonge man in Iran die heeft gedemonstreerd en nu geëxecuteerd dreigt te worden. Dan is er wél iemand die ‘de tranen van de onderdrukten’ ziet, wél iemand die hen bijstaat. Laten wij bidden dat wij als trouwe leerlingen de route gaan die Jezus wijst en dat wij de klachten van de onderdrukten zullen horen, dat wij hun tranen zullen zien. Amen.


Zuster Susan van Driel o.carm.


Overweging, 2e zondag door het jaar bij Galaten 5,13-14.16.22 en Johannes 1,29-34


We hoorden Johannes de Doper zojuist over Jezus zeggen: “Hij is het die doopt met heilige Geest".  Johannes doopte de mensen met water, door ze onder te dompelen in het water van de Jordaan. Maar Jezus doopt met heilige Geest. Hoe moeten we ons dat voorstellen? Mogen we hier ook denken aan onderdompelen? Onderdompelen in heilige Geest? En wat zou dat dan zijn? Wat gebeurt er dan met ons? Wat doet de heilige Geest met de doop dan met ons? De meest heldere beschrijving van wat de heilige Geest doet, vinden we bij Paulus, in zijn brief aan de Galaten (5,22). Daar heeft Paulus het over de gaven van de heilige Geest. En dan noemt hij de volgende. "Liefde, vreugde, vrede, geduld, vriendelijkheid, goedheid, trouw, zachtheid, ingetogenheid…”. Als de Doper zegt dat Jezus ons doopt in heilige Geest: dan zegt hij als het ware dat Jezus ons onderdompelt in die gaven van de Geest, in liefde, vreugde, vrede, geduld, enzovoort. Maar dan nog blijft de vraag wat wij ons daarbij kunnen voorstellen. Als wij het al ooit hebben over de gaven van de heilige Geest – en ik denk dat die in feite niet zo vaak ter sprake komen – over de gaven van de heilige Geest, dan denken wij vaak aan verheven dingen, verheven eigenschappen, niet weggelegd voor de meeste gewone mensen. Maar dat is wel een beetje jammer. Pas zei een opa na de doop van zijn kleinkind dat hij het een mooie viering had gevonden. Hij was duidelijk onder de indruk. "Het was zo gewoon. Zo menselijk." Ik vond het fijn dat hij dat zo zei, hoewel ik tegelijk dacht: 'eigenlijk zou zoiets als een doopviering altijd 'gewoon' en 'menselijk' moeten zijn, dicht bij het leven van alledag. Bij die doop had opa ervaren dat kleinzoon niet alleen afhankelijk zal zijn van de liefde van zijn dochter en schoonzoon, van zijn familie en de kring van vriendjes en vriendinnetjes en later nog van veel meer mensen… maar hij had ook in gewone woorden gehoord dat zijn kleinkind de liefde van God nodig heeft. Hij vond het belangrijk dat daar in eenvoudige woorden over gesproken werd. En zo zou het eigenlijk altijd moeten zijn, want de zaken van God en de dingen van het alledaagse leven liggen dichtbij elkaar. De liefde van ouders voor hun kind is een heel menselijke kracht, een oerkracht zelfs, - en ook een vonk van Gods Geest. Dat laatste klinkt dan weer heel verheven en heilig. Maar we moeten goed weten dat die heilige liefde zich doorgaans uit in het verschonen van je kind, in het onderdrukken van je ongeduld, in het wachten bij het schoolhek... Met andere woorden: het goddelijke wordt voelbaar in het menselijke van alledag, dat wat van God komt krijgt menselijk gestalte. Oprechte liefde van mensen voor elkaar, in welke relatievorm ook, is heilig. Soms noemen we die liefde een sacrament, maar altijd geldt dat die heilige liefde voor een groot deel gestalte krijgt in het schillen van de aardappelen, het doen van overwerk, het wassen van de auto, het plakken van een lekke band of het gewoon maar luisteren naar elkaar. Of zoals iemand het ooit mooi zei: 'al die gewone dingen bergen in hun plooien de Geest van God'. "Ik doop jullie met water", zei Johannes de Doper, "maar hij daar", en hij wees toen dus naar Jezus, "hij doopt u met heilige Geest". Door een gelovige bril bezien, verheft de heilige Geest ons dagelijks doen en laten tot iets dat van belang is. Juist omdat wij gedoopt zijn met heilige Geest doet het er bij voorbeeld wel degelijk toe of wij elkaar verdragen en vergeven. Het doet er wel degelijk toe of wij uit zijn op vrede. Want bij God en bij de heilige Geest doet dat ertoe. Of we ons inzetten voor de parochie, de voedselbank, de Zonnebloem, de KBO of het Rode Kruis… het is bezig-zijn met iets dat telt, iets waar het op aankomt, iets dat – zoals een oud gebed tot de heilige Geest bidt – iets dat uiteindelijk het aanschijn van de aarde zal vernieuwen. Wij mogen geloven dat we in al dit soort dagelijkse bezigheden bezield worden door de Geest van God. Ook al zouden wij dat nooit zo van onszelf zeggen, maar als Johannes de Doper ons met dit soort dagelijkse dingen bezig zou zien, dan zou hij misschien wel zeggen: “dat bedoelde ik nou toen ik zei dat Jezus je doopt met heilige Geest”… En verder: hoe Gods Geest precies werkt en waar en wanneer, dat weten we niet… maar ik zou het met woorden van Huub Oosterhuis en met de woorden van de apostel Paulus zó willen zeggen: overal zijt Gij onzichtbaar gegeven… sprekend nabij… mensen bestaan U, zien en beleven U… in liefde, vreugde, vrede, geduld, vriendelijkheid, goedheid, trouw, zachtheid, ingetogenheid…


Ben Wolbers o.carm., pastor-teamleider


Openbaring des Heren, 8 januari 2023


Inleidend woord


Vandaag vieren we het feest van Driekoningen, het feest van de openbaring van de Heer. In onze streken is dit een soort afsluiting van het kerstfeest. De koningen hebben met hun kameel hun plaats bij de kribbe. Nu is het kerstfeest af. Maar eigenlijk zouden we moeten zeggen: nu begint het kerstfeest pas. Want in het pasgeboren kind van Jozef en Maria heeft God aan alle mensen van over de hele wereld voorgoed geopenbaard wat zijn boodschap voor ons is: ons leven heeft zin, een diepe zin, het ligt in Gods hand en tegelijk is alles wat wij doen van belang voor deze wereld. Dat is de boodschap van het kerstkind. De hoop om die belofte te mogen ervaren heeft de drie wijzen vol vertrouwen op weg gezet naar het pasgeboren kind van Bethlehem. Wij willen vandaag aan het begin van het nieuwe jaar 2023 stilstaan bij deze hoop, die ook de drie wijzen bezielde. Aan het begin van deze viering wil ik u allen alvast van harte een Zalig Nieuwjaar wensen. Straks zullen we dat in het parochiehuis uitvoeriger doen. Maar nu voor u allen en voor allen die u dierbaar zijn: een gezegend en gelukkig nieuwjaar.


Eerste lezing: over de hoop


Diep in onszelf dragen wij hoop.


Als dat niet het geval is, is er geen hoop.


Hoop is een kwaliteit van de ziel


en hangt niet af van wat er in de wereld gebeurt.


Hoop is niet


voorspellen of vooruitzien.


Het is een gerichtheid van de geest,


een gerichtheid van het hart,


verankerd voorbij de horizon.


Hoop in deze diepe en krachtige betekenis


is niet hetzelfde als vreugde omdat alles goed gaat,


of bereidheid je in te zetten voor wat succes heeft.


Hoop


is ergens voor werken


omdat het goed is,


niet omdat het kans van slagen heeft.


Hoop is niet hetzelfde als optimisme;


evenmin de overtuiging dat iets goed zal aflopen.


Het is de zekerheid


dat iets zinvol is


onafhankelijk van de afloop,


onafhankelijk van het resultaat.


Het is hoop, meer dan wat dan ook, die ons de


Kracht geeft om te leven en voortdurend nieuwe


dingen uit te proberen, zelfs in omstandigheden die


hopeloos lijken.


Van Vaclav Havel uit het boek: Disturbing the peace.


Tweede lezing: het verhaal van de drie koningen uit het oosten


uit: Mattheüs 2,1-12


Overweging


Als het goed met je gaat, dan leef meestal je gewone leven. Maar in een tijd als deze waarin onderwerpen als klimaat- en energiecrisis, opvang van asielzoekers, afnemende koopkracht en de vreselijke oorlog in Oekraïne aan de orde van de dag zijn, - kortom in een tijd met zoveel problemen zitten velen van ons met grote vragen. 'Waar gaan we naar toe?' 'Wat voor wereld staat onze kinderen en kleinkinderen te wachten?' of: 'Als er nog een God bestaat, waarom kan dit dan allemaal? Waarom laat Hij dit toe?' De wijzen uit het oosten zijn waarschijnlijk mannen geweest die intensief bezig waren met het zoeken naar de betekenis van wat er om hen heen gebeurde. Onder andere daarom volgden zij aandachtig de sterrenstelsels die langs de nachtelijke hemel trekken. En op een bepaald moment zagen zij toen een nieuwe ster en ze probeerden daarvan de betekenis te duiden. Zij kenden waarschijnlijk de geschriften van de volken in de omgeving en zo ook de voorzegging van de profeet Micha: Er zal onder u een leider geboren worden, die herder zal zijn van het volk van Israël'.  Hun conclusie was in ieder geval: er is een nieuwe koning van de Joden geboren, die een Herder zal zijn voor veel mensen. In hun hart voelden ze toen het sterke verlangen om hem op te zoeken. En zo gingen ze op weg naar Jeruzalem, een van de grote en belangrijke steden van hun tijd. De schrijver van de eerste lezing over de hoop, Vaclav Havel, was in de jaren zestig een van de bekendste intellectuelen en schrijvers van Tsjecho-Slowakije. Maar in 1968 was daar plotseling de Russische invasie en dat maakte ook voor hem alles anders. Hij werd gedwongen om in een brouwerij te gaan werken. Hij bleef echter ondergronds wel actief in een groep vooraanstaande schrijvers. Met hen ondertekende hij in 1977 een manifest, de Charta, waarin ze vroegen om democratische veranderingen. Dat had tot gevolg dat hij, Havel, samen met de anderen werd opgepakt en voor jaren in de gevangenis belandde. Het prachtige stuk over de hoop, dat wij zojuist in de eerste lezing hoorden, is een paar jaar na die gevangenschap geschreven. Havel beschrijft daar hoe hij het uithield in de uitzichtloosheid van zijn gevangenschap. Hoop, zo ervaarde hij, is niet de overtuiging dat iets goed af zal lopen. Hoop heeft ook niet te maken met het succes dat je hebt gehad. Hoop heeft te maken met wat je niet direct ziet, maar wat je wel voor ogen hebt. Je hebt eerlijkheid voor ogen, je hebt een manier van leven voor ogen die bepaald wordt door waarheid en recht en door jouw verlangen naar recht en gerechtigheid. Hoop heeft te maken met een gerichtheid in je hart die verankerd ligt voorbij de horizon. Hoop is je ergens sterk voor maken, niet omdat je de zekerheid hebt dat het kans van slagen heeft, maar  omdat het goed is en zinvol. De wijzen uit het oosten gingen op reis naar Jeruzalem, omdat ze voelden dat het zinvol was om de pasgeboren koning van de Joden te ontmoeten. Maar toen ze in Jeruzalem arriveerden verdween de lichtende ster die hen begeleidde. Ze vonden in plaats van een pasgeboren koning een meedogenloze heerser, Herodes. Hun reis leek mislukt. Maar ze bleven hopen dat ze toch zouden vinden wie ze zochten: die pasgeboren herder voor alle mensen. Ze pakten hun spullen weer op en reisden verder. En toen ze dat deden verscheen ook de lichtende ster weer. Die leidde hen naar een klein en onooglijk stadje, Bethlehem. Daar blijft de ster stil staan: als om te zeggen: hier is het. En inderdaad: wat ze zo gehoopt hadden, werd hen gegeven: ze vonden het kind met zijn moeder Maria. Ze vielen op hun knieën, huldigden het kind en zijn moeder, gaven het kostbare cadeaus: goud, wierook en mirre en gingen naar huis terug. Vandaag hebben we het over de hoop. ‘Hoop’ zegt Havel, ‘is een kwaliteit van de ziel’. Hoop is een cadeau, je krijgt het als je blijft uitzien naar de dingen die werkelijk belangrijk zijn: recht in de samenleving, liefde, barmhartigheid, eerlijke leiding, standvastigheid. Allemaal zaken waarvoor Jezus zich ingezet heeft met hart en ziel. Het uitzien daarnaar, de hoop daarop en het werken daaraan, - dát geeft ook óns leven richting. De wijzen uit het oosten waren niet de enigen die zochten naar wat ons eigenlijk kracht geeft om te leven. Eigenlijk zoekt de hele wereld daarnaar. En op onze bescheiden wijze doen wij dat ook: telkens als wij hier samenkomen doen we dat om leiding te ontvangen van hem die door de profeet genoemd is: een leidsman die herder zal zijn voor vele mensen Wij sluiten ons dan telkens aan bij de hoop die in heel veel mensenharten leeft. Bidden wij, dat ook wij elkaar in het komende jaar kunnen bemoedigen en bij elkaar de hoop kunnen versterken dat God ons in Jezus blijft leiden in alle omstandigheden van ons leven. Amen 


Ben Wolbers o.carm., pastor-teamleider


Nieuwjaarsdag zondag 1 januari 2023



  1. Num 6,22-27

  2. Gal 4,4-7

  3. 3. Lc 2,16-21


Afgelopen nacht hebben veel mensen elkaar een gelukkig nieuwjaar gewenst. Ook hebben in de afgelopen tijd veel mensen kaarten of e-mails gestuurd met daarop wensen voor fijne kerstdagen en veel heil en zegen voor het nieuwe jaar. Misschien heeft u wel de formulering gebruikt die vroeger gebruikelijk was: ‘Ik wens u een zalig nieuwjaar.’ Wellicht heeft u het niet beseft dat al deze zegenwensen in God geworteld zijn. U heeft al het goede toegewenst aan de mensen die u dierbaar zijn. In een denken dat meer magisch is georiënteerd werkt een zegen, en trouwens ook een vloek, uit zichzelf. Door de woorden van een zegen of een vloek uit te spreken, en de gebaren die daarbij horen te maken, worden mensen daadwerkelijk gezegend of vervloekt. In de traditie van het Jodendom en het Christendom werken zegen en vloek niet op deze magische manier. In de joodschristelijke traditie is het God die ons zegent. In de eerste lezing heeft u de woorden van een prachtige zegening gehoord uit het Bijbelboek Numeri. Het is een klassieke en zeer poëtische tekst. Bijbelkenners noemen deze tekst de Aäronszegen of de priesterzegen. In die tekst wordt duidelijk dat als de priesters de naam van God uit spreken over de Israëlieten het God zelf is die de Israëlieten zegent. De woorden die Aaron en zijn zonen uitspreken, verwijzen steeds naar wat God doet. ‘Moge de Heer u zegenen.’ De zegen uit het boek Numeri is al zeer oud. In een grot onder een kerk vlak bij het Hinnomdal in Jeruzalem zijn in 1979 twee zilveren cilindertjes gevonden. Het was een spectaculaire vondst. Op die cilinders stond in oud Hebreeuws schrift de zegenspreuk die wij zojuist gelezen hebben. De cilinders stammen uit de zevende of de zesde eeuw voor Christus. Dat is nog voordat de eerste Bijbelboeken tijdens de ballingschap op schrift werden gesteld. De zegenspreuk bestond toen al als een zelfstandig geheel. Later is de spreuk in het boek Numeri opgenomen. In de priesterzegen wordt de naam van God expliciet genoemd. Als de zonen van Aaron de naam van God uitspreken zal God de Israëlieten zegenen. We kennen allemaal het verhaal van het brandende braambos. God heeft toen zijn naam aan Mozes geopenbaard. De naam van God is: ‘Ik zal er zijn voor u.’ Die naam is zelf al een zegening. God belooft dat hij solidair zal zijn met zijn volk. Het kermen en het zuchten in de slavernij van Egypte heeft hij gehoord en hij heeft de ellende van zijn volk gezien. Zijn belofte aan het volk betekent bevrijding, welvaart, vruchtbaarheid en geluk. Dat alles wordt ons geschonken als God ons zegent met zijn naam. In de bijbel vinden we niet alleen uitspraken dat God mensen zegent en de schepping zegent. In de Bijbelse liturgie zegenen mensen ook God. Dat betekent dat mensen de macht, de verhevenheid en de heiligheid van God erkennen. Ze brengen hem eer en uiten hun dankbaarheid vanwege de weldaden die ze van God ontvangen hebben. God zegenen is uitspreken dat we vertrouwen hebben in God en in zijn betrokkenheid op ons. Soms heb ik de indruk dat de zegeningen die we elkaar toewensen bij gelegenheden als het nieuwe jaar, te lijden hebben aan inflatie. De diepgang die gelegen is in de zegen wordt niet of nauwelijks herkend. Een en ander zal zeker van doen hebben met alles wat we de afgelopen jaren hebben meegemaakt. De coronacrisis heeft veel contactverlies betekent. De eenzaamheid onder mensen is toegenomen. De oorlog in Ukraine doet bij veel mensen de vraag op komen naar de aanwezigheid van God. Als zoveel mensen omkomen en te lijden hebben aan wat we elkaar aandoen, waar is God dan nog. Het is een vorm van genocide als de ontberingen van de winter worden ingezet als ene oorlogswapen. De ene crisis volgt op de andere: een energiecrisis, een voedselcrisis, een crisis in de vluchtelingenopvang, een torenhoge inflatie waardoor zelfs mensen met middeninkomens zijn aangewezen op de voedselbank. Dan is er nog de klimaatcrisis en de opwarming van de aarde. Wat mensen elkaar en de schepping aan doen, zijn echt geen zegeningen te noemen. Ook vergeten we soms dat de diepe vreugde die in de zegening besloten ligt, van een andere aard is dan de zintuigelijke pleziertjes die de commercie ons belooft. We dreigen de goddelijke oorsprong van de zegening te vergeten. De idee dat we alles kunnen maken en beheersen heeft geresulteerd in de uitbuiting van de aarde en we zijn vergeten dat het Gods schepping is. Wanneer we elkaar het echte heil toe wensen, betekent dat dat we contact mogen maken met de diepe bronnen van ons bestaan. We worden uitgetild boven de kortstondige genoegens van het moment. We krijgen weet van het onnoembare geheim dat alles doordringt. Elkaar zegenen, zoals God zijn volk heeft gezegend, betekent dat we verantwoordelijkheid dragen voor elkaar en voor heel de schepping. Wanneer we Gods zegen ontvangen, betekent dat ook dat we elkaar tot zegen willen zijn. Het betekent dat we elkaar willen opbouwen tot een heel mens en dat we zo kunnen uitstralen wat we van God ontvangen hebben. In deze zijn wens ik u allen, ook namens het pastorale team en de Karmelgemeenschap een Zalig Nieuwjaar.


Pater Huub Welzen o.carm.




Archief
 
Het Parochiehuis
 van Sasse van Ysseltstraat 8
    5831 HD BOXMEER
 (0485) 57 32 77
 secretariaat
Noodnummer:
Voor een acute ziekenzalving of een uitvaart
 06-12089054